12 December 1929.
224
fe dezer zake door hun College naar voren gebracht
s'andpunt, waarmede de meerderheid van den Raad
zich heeft kunnen vereenigen.
De heer Van LJnen merkt op, voor deze subsidie-
verleening niets te gevoelen. Spreker's standpunt is
ten dezs echter volkomen bekend.
De Voorzitter zegt hierop, dat hij gaarne de cultu-
reele aangelsgenheden van Haarlem wil steunen. Het
betreft hier de verheffing van kunstgenot hetgeen
niet alleen voor Haarlem, doch ook voor de omge-
ving groot nut verschaft. Spreker zegt, dat dit liedje
echter al meer is gezongen, zoowel door den Raad
als door Burgemeester en Wethouders.
De heer Vring zegt, er gaarne een schepje te heb-
ben willen opdoen, doch zal zich nu tot het voorstel
van Burgemeester en Wethouders beperken.
De heer De Boer merkt op, dat hij wel eens tegén
subsidieverleening aan de H.O.V. is geweest. Er moet
echter continuïteit in het gemeentebeleid zijn en daar
deze Vereeniging op zeer hoog peil staat acht spre-
ker het niet kwaad, om in deze sleur, die een goede
sleur is, te blijven.
De heer Vring zegt, dat het hem spijt, dat hij dit
niet eerder geweten heeft, daar hij anders zeer zeker
met een ander voorstel was gekomen.
De Voorzitter brengt hierna het voorstel van Bur-
gemeester en Wethouders in stemming om aan de
H.O.V. een subsidie van 500,toe te kennen. Dit
voorstel wordt aangenomen met 10 tegen 4 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Van Unen, Breed, Van
der Linden en Kwak.
Hoofdstuksgewijze behandeling.
Bij volgno. 418 vraagt de Voorzitter of de nog
volgende hoofdstukken artikelsgewijze behandeling
wordt gewenscht of behandeling per Hoofdstuk vol-
doende wordt geacht.
De vergadering gaat mef 't laatsfe accoord, terwijl geen
enkele opmerking wordt gemaakt bij de verdere be-
handeling van de uitgaven, Vervolgens worden de
ontvangsten tot volgnummer 99 artikelsgewijze be-
handeld en na dit volgnummer hoofdstuksgewijze. Bij
deze behandeling worden geen opmerkingen gemaakt.
De Voorzitter vraagt vervolgens of nog iemand
stemming verlangt over deze begrooting.
Als niemand daartoe de wensch te kennen geeft,
wordt de begrooting vervolgens zonder hoofdelijke
stemming ongewijzigd vastgesteld.