19 20 Februari 1930 Zij, aan wie eene ruimte voor eenen kelder is toe- gestaan, moeten den uitgegraven grond brengen ter plaatse door of namens Burgemeester en Wethouders aan te wijzen. Zij moeten binnen de aangewezen ruimte de muren steller,, bij gebreke waarvan deze op last van Burge- meester en Wethouders voor hunne rekening kunnen worden opgeruimd, onder intrekking der verleende vergunning. Deze graven en grafkelders worden geacht te be- hooren tot de afdeeling „Eigen Oraven". Art. 5. Tot het plaatsen van zerken, monumenten, hekken, beplantingen en andere gedenkteekenen wordt eene voorafgaande vergunning van Burgemeester en Wet- houders gevorderd. Bij de aanvrage daartoe moeten, voor zoover mogelijk, teekeningen en beschrijvingen worden overgelegd. Zij, die gedenkteekenen op hunne graven hebben opgericht, zijn verplicht, wanneer de wegneming daarvan tijdelijk gevorderd wordt bij begravitig in belendende graven, ter voorkoming van inzakking, kanteling of om eenige andere reden, die wegneming te gedoogen. De gemeente kan nimmer aansprakelijk gesteld worden voor de schade bij hct wegnemen en her- plaatsen der gedenkteekenen op welke wijze ook toegebracht. Art. 6. Het onderhouden, waaronder niet wordt verstaan herstelling of vernieuwing, van op graven geplaatste gedenkteekenen en van grafkelders, geschiedt door de gemeente Heemstede, voor rekening van de ge- rechtigden op de graven. Bij niet befaling van het verschuldigde binnen een bepaalden termijn wordt de vergunning, bedoeld in het vorig artikel, ingetrokken en het aangebrachte verwijderd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1930 | | pagina 21