5 Junï 1930 119 De heer Van der Erf merkt op, dat aan de eene zijde de gemeente staat, die den grond noodig lieeft. Aan de andere zijde staan de belanghebbende zaken- menschen, die op dien grond hun bedrijf liebben. Spreker noemt de beslissing in deze zaak dan ook eenigszins moeilijk. Aan den eenen kant staat de noodzaak voor de gemeente, aan den anderen kant maakt men het bedrijf van de grondeigenaren hier onmogelijk. Wanneer echter tot onteigening moet worden overgegaan, hoopt spreker, dat in ieder geval door de gemeente zooveel mogelijk rekening wordt gehonden met de door de grondeigenaren te lijden bedrijfsschade. Op de tweede plaats zou spreker in geval van onteigening gaarne zien, dat die eigenaren zoo lang mogelijk in de gelegenheid worden gesteld door huur van dezen grond daarvan gebruik te ma- ken. De heer Audretsch zegt, bij dergeüjke zaken altijd graag het „hoor" en „wederhoor" toe te passen. Spreker zegt dan, dat een van de gron Jeigenaren bij hem is geweest en hem gezegd heeft, dat hij de gemeenle heeft aangeboden den grond voor aanleg van de Heemsteedsche Dreef. Dit was voor de ge- meente echter onaanvaardbaar. Voorts is hem weer van andere zijde medegedeeld, dat, waar de laatste brief van Burgemeester en Wetfiouders op 17 Mei j.l. is uitgegaan, het wel wat kort werd gevonden, dat daarop vöör 1 Juni d.o.v. moest worden geantwoord. Spreker heeft toen gezegd, dat hij er van overtuigd was, dat Burgemeester en Wethouders zeer zeker bereid zouden zijn om dien termijn op een desbe- treffend verzoek te verlengen. Hij kon dit met zeker- heid beweren, omdat hem dit op een desbetreffende vraag aan Wethouder Dr. Droog is geantwoord. Spreker is dan ook van meening, dat geen enkele aanmerking kan worden gemaakt op de gesties van Burgemeester en Wethouders. Ten slotte zegt hij het ten zeerste te zullen betreuren, wanneer de vaststelling van dit beslutt werd uitgesteld, omdat dit onnoodige vertraging zou veroorzaken. De heer Rijkes zou slechts één vraag willen stellen en wel deze „is er tijdens de onderhandelingen wel voldoende contact geweest tusschen de eigenaren en Burgemeester en Wethouders"? De heer De Boer zegt, reeds jaren lang lid te zijn van de Commissie voor het Orondbedrijf en deze aangelegenheid dus te kunnen beoordeelen. Het is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1930 | | pagina 21