5 Juni 1930 121 besfuur in fe brengen. Dil eischf de wet. Spreker zegt dat Burgemeester en Wethouders gaarne bereid zijn om naâr aanleiding van de ingekomen bezwaar- schriften een oplossing te zoeken die beide partijen bevredigt en voor geen van beide partijen schadelijk is. Dit wil evenwel niet zeggen, dat hierbij zal wor- den afgeweken van het door den taxateur uitgebrachte advies, tenminste niet in belangrijke mate. Wanneer het gaat over het gladstrijken van een plooi, over het oplossen van een klein verschil, zal hiertegen geen bezwaar bestaan. De eigenaren moeten echter niet denken, zegt spreker, dat zij zich aan de taxatieprijzen niet hebben te storen. Op de vraag van den heer Jonckbloedt, of de gemeente niet meer grond zal nemen dan noodzakelijk is, antwoordt spreker dat zeer zeker niet meer dan dat onteigend zal worden. Het onteigeningsplan is echter gebaseerd op het uit- voering geven aan het uitbreidingsplan er moet dus gestreefd worden naar een goed aansluitende be- bouwing. Het zou n.l. tot groote moeilijkheden aanleiding kunnen geven, wanneer later iemand met zijn bezit als het ware een wig zou drijven tusschen twee terreinen en de doortrekking van een straat jarenlang zou tegenhouden. Om dit te voorkomen, zullen verschillende strooken grond in de onteigening moeten worden opgenomen. Wat de termijn van onderhandelen betreft, zegt spreker, dat deze nog wel meer dan een jaar na dagteekening van heden kunnen duren. Wanneer die termijn verstreken is, is het niet wenschelijk meer om ferug te trekken. Spreker zegt, dat de deskundige ook het advies heeft gegeven om eenige maanden voor de onderhandelingen te nemen en daarna door te zetten. Voorts heeft de heer Rijkes geïnformeerd of er voldoende contact is geweest lusschen het Gemeentebestuur en de diverse eigenaren. Spreker kan hierop bevestigend antwoorden, alhoewel hij moet erkennen, dat de aanbiedingen van sommige eigenaren soms zoo abnormaal hoog waren, dat het niet mogelijk was om op die basis te onderhandelen. Met het vorenstaande zegt spreker tevens de vragen van den heer Kwak te hebben beantwoord. Ten aanzien van de opmerking van den heer Van der Erf kan soreker nog opmerken, dat door den heer Reinders Folmer wel degelijk rekening is gehou- den met de bedrijfsschade-factor. Deze deskundige is bovendien ook te ervaren, om deze factor te verwaar- loozen. Dat verder geen nadere uitleg en specificafie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1930 | | pagina 23