7Sa 25 September 1930 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WET- HOUDERS TOT HET VASTSTELLEN VAN NIEUWE VERORDENINGEN OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN SCHOOLGELD. Aan den Raad. De verordening op de heffing van schoolgeld, die sedert hare vaststelling op 19 October 1921 onver- anderd heeft gegolden, eischt op enkele punten drin- gend herziening. Het betalen van het tegenwoordige schoolgeld brengt in groote gezinnen met weinig draagkracht, voor de ouders voortdurenden zorg mede. In de thans geldende verordening wordt het school- geld berekend naar het ,,zuiver" inkomen zonder kinderaftrek. Voor kinderen uit één gezin, die de- zelfde soort school bezoeken, wordt reductie ver- leend voor den 2en, 3en, 4en en 5en leerling van respectievelijk 20, 40, 60 en 80 terwijl voor de volgende leerlingen geen schoolgeld meer verschul- digd is. Vrijstellingen wegens het hebben van meer dan 5 schoolgaande kinderen komen practisch niet voor. De verordening komt dus wel tegemoec aan hen, die meer dan één schoolgaand kind hebben, maar houdt geen rekening met de kinderen die öf nog niet schoolgaan öf, hoewel de school verlaten hebbende, toch nog financieel ten laste van het gezin zijn. Om een voorbeeld te geven: het hoofd van een gezin met 6 kinderen waarvan alleen de oudste school gaat, betaalt thans evenveel als hij die zijn eenigst kind ter school heeft gezonden. Het is daarom gewenscht rekening te houden met het aantal kinderen tot het gezin behoorende. Voorgesteld wordt om voortaan het schoolgeld te berekenen naar het belastbaar inkomen, dit is het zuiver inkomen nadat daarop de kinderaftrek krachtens de Rijksinkomstenbelasting is toegepast. Volgens de bestaande regeling moet reeds bij een zuiver inkomen van 800.schoolgeld worden be- taald. Deze aanslagen komen niet voor, omdat ge- huwden met dit inkomen niet in de plaatselijke inkomstenbelasting worden betrokken. In de hierbij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1930 | | pagina 17