25 September 1930 203 De Voorzitter zegt, in zijn kwaliteit van Voorzitter der Onderwijscommissie omtrent deze zaak ook nog wel graag iets te willen opmerken, Hij wil dan be- ginnen met de laatste twee opmerkingen van den Wethouder Dr, Droog, waarin deze zeide, dat het College steeds een compromis weet te vinden en dat ten aanzien van het bijzonder onderwijs de noo- dige concessies worden gedaan. Spreker is daarvoor zeer gevoelig. Dit laatste is echter te kras gezegd, want er wordt aan het bijzonder onderwijs gegeven wat er te geven is. Over het aigemeen ligt de be- oordeeling over zaken bctreffende het Bijzonder On- derwijs in het College van Burgemeester en Wet- houders niet te ver uit elkaar. Spreker moet even- wel de laatste opmerking van den Wethouder, als ware het hier te doen om het geld in ae zak te kunnen houden en niet te behoeven uit te geven, tegen- spreken. War.neer het geld straks zou worden toe- gestaan, dan zou hij het gaaarne persoonlijk met diefde aan het Kerkbestuur willen brengen. Men moet hier dan ook niet denken aan een kwestie van niet-gunnen. Bij spreker is de zaak echter formeeler. Bij vele andere motieven die volgens de woorden van Wethouder Dr. Droog pleiten voor het goede recht van het Kerkbestuur noemde hij hetgeen te Iezen staat in artikel 101, 5e lid, in verband met artikel 55 der Lager Onderwijswet. Nu schuilt ech- ter de merkwaardigheid hierin dat spreker dit 5e lid van artikel 101 heel anders leest dan Wethouder D'r. Droog, Spreker Ieest hierop het 5e lid van dit artikel voor en zegt daarna dat in artikel 55, waar- naar verwezen wordt, niets te lezen staat over de kosten van ,,oprichting". Nu is de kwestie deze dat aan de bijzondere scholen wordt uitbetaald de ko.sitprijs per kind van de Openbare Lagere Scholen. Het uit te fcetalen bedrag is dus de kostprijs per kind van de ooenbare school. Spreker zegt uit ar- tikel 55 nu echter niet te kunnen lezen, dat onder de kosten van instandhouding gerekend moeten worden de kosten van oprichting en inrichting van nieuwe scholen. Instandhouding noemt hij aanvulling, doch kosten van eerste inrichting vallen daar niet onder. Volgens de m.eening van Wethouder Dr. Droog zou de biizondere school dus naast de vergoeding voor de aanschaffing van leermiddelen, schoolboeken en schoolbehoeften ook nog recKt hebben op de kosten die de gemeente hiervoor moet maken bij de eerste

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1930 | | pagina 11