27 November 1930 254 hieraan een zekeren grond van billijkheid niet kan ontzeggen. Veronderstel dat er x ambtenaren zijn en dat men het noodig oordeelt van x—2 het salaris te verhoogen, dan vindt spreker het toch een rare manier om later met die 2 ambtenaren aan te komen voor salarisverhooging. Het spijt hem zeer voor den be- trokken persoon, doch onder de gegeven omstandig- heden kan spreker zijn stem niet geven aan de salaris- verhooging van een ambtenaar, welken ambtenaar dan ook. Dit is erg jammer, want in 1929 heeft hij wel voor de verhooging van het salaris van de andere hoofdambtenaren gestemd. Als spreker dus tegen dit voorstel stemt, dan heeft dat niets te maken met appreciatie voor den persoon, dien het hier betreft. De heer Kwak zegt, dat het hem spijt, dat dit voorstel zoo wordt ontvangen. Spreker was dankbaar toen hij dit voorstel kreeg. Niet omdat hij den tijd voor salarisverhooging zoo gunstig acht, maar omdat de betrokken persoon ten vorigen jare is gepasseerd. Burgemeester en Wethouders komen nu na een jaar met een voorstel, waardoor de Inspecteur op gelijken voet als de andere hoofdambtenaren behandeld zal worden. Het betreft hier dus het inhalen van een achterstand. Indien de heer Van Unen echter conse- quent blijft, dan moet hij niet alleen deze salarisver- hooging afstemmen, maar tevens voorstellen om de salarissen van de andere hoofdambtenaren te verlagen. Deze ambtenaar staat gelijk met de andere hoofd- ambtenaren en het is billijk, dat hij ook hetzelfde salaris geniet. De heer Vring wijst er op, dat het vorige jaar aan dezen ambtenaar een salarisverhooglng is toegezegd en nu acht spreker het onjuist om uitsluitend op grond van den minder gunstigen algemeenen toestand deze verhooging niet te laten doorgaan. Een ander motief immers, is niet aanwezig. De Voorzitter zegt, alvorens verder te gaan, even te willen mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders het als een soort plicht hebben gevoeld om thans dezen ambtenaar voor salarisverhooging voor te dra- gen. Het College was wel niet gebonden aan een uitgesproken belofte, maar toch wel aan een toezegging om, zoodra het oogenblik daartoe rijp was, met een voorstel tot salarisverhooging ook voor dezen hoofd- ambtenaar te komen. Dit voorste! is dan ook feitelijk een voortzetting van het voorstel, dat het vorig jaar over deze aangelegenheid aan de orde is geweest.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1930 | | pagina 6