22 Januari 1931 niet thuis hoort. Een industrie laat zich eenvoudig niet dwingen, zegt spreker. Dan is er nog door den heer Van der Erf gesproken over het bouwen van arbeiderswoningen, terwijl de heer Kwak van meening was, dat er van den anderen kant weer te veel werd gehouwd. Spreker kan niet anders zeggen, al's dat er in den laatsten tijd aardige complexen in de maak ziin, Een bevolkingsaanwas laat zich echter ook niet d'wingen. Vroeger ging die aanwas heel snel, den laatsten tijd is dat minder het geval. Ook zitten aan een snellen groei wel bezwaren van finantieëlen aard vast. Natuurlijk moet getracht worden om de groote belastingbetalers te tre'kken, door het voor die cate- goriën hier ook zoo aantrekkelijk mogelijk te maken. De Voorzitter zegt in aansluiting aan hetgeen de heer Jhr. van de Poll aan den heer Van Unien heeft geantwoord op diens vragen over de door Haarlem aan Heemstede ingevolge de annexatie te betalen ver- goedingen, nog even iets ter verduidelijking te willen opmerken, Wethouder Jhr. van de Poll heeft mede- gedeeld, dat de Minister de partijen nog de gelegen- heid heeft geboden om zich over de uitspraak van Gedeputeerde Staten uit te laten. Spreker wil hier echter aan toevoegen, dat zeker nog geen besl'issing is genomen en dat daarom alle mededeelingen omtrent cijfers voorbarig zijn en niet gezegd behoefden te wcrden. Men wil in Haarlem den indru'k vestigen, dat de zaak van Heemstede er hopeloos voorstaat, doch daarvoor bestaat in het geheel geen aanleiding. Nie- mand weet nog iets met zekerheid, niemand weet wat besloten wordt en daarom acht spreker het niet juist, van welke partij ook, om te zeggen, zöö en zooveel zal het worden. De heer Van Unen acht het na deze toelichting niet noodig om op deze aangelegenheid verder in te gaan. Spreker noemt de mededeelingen van den Voorzitter duidelijker dan die van den Wethouder Jhr. van de Poll, hoeiwel de Wethouder misschien wat minder cptimistisch gestemd is. Spreker vertrouwt, dat deze mededeelingen wel in andere kringen gehoord zullen worden. Wat de vestiging van1 industrie betreft merkt spreker op, dat dit een bedrijfseconomische kwestie is, Men kan met het noodige optimisme veel verwachten van de stuwende kracht van Burgemeester en Wethouders in die richting, doch ten hoogste kun- nen zij den grond', aanwijzen, waar de industrie zou kunnen worden gevestigd, doch dan zouhet nogkunnen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1931 | | pagina 39