26 Maart 1931
I î8
zijn plan eerst uit te voeren. Men heeft in de couranten
geschreven, dat er iets aan de leiding over de plant-
soenen heeft ontbroken, doch dat betreft dan 20 30.
jaar geleden!
De heer Jonckbloedt informeert of er bij deze reor-
ganisatie naar een vast plan wordt gewerkt en of dit
plan aan het advies der plantsoenen commissie is on-
derworpen
De heer DrDroog Wethouder, zou willen beginnen
met hetgeen de heer Van der Erf 'hier heeft opgemerkt
°ver de reorganisatie van den Haarlemmerhout waar-
tegen eenige jaren geleden in Haarlem oppositie
is geweest. De objecties waren toen echter nog veel
steiker en de uitkomst van de reorganisatie was prach-
tig, Over het advies betreffende de boomen op de Nieu-
we Gracht heeft men later gezegd: „Die Springer heeft
het toch wel bij het rechte e;nd gehad. Als men echter
in den winter na het rooien in een bosch komt, âou,
ziet het er inderdaad troosteloos uit. In het voorjaar
echter als het groen uitloopt en de nieuwe aanpian-
tingen hun bladeren laten zien, wordt de stemmmg
direct veel milder. Eemge jaren geleden is ovec de
reorganisatie van Groenendaal een uitvoerig rapport
samengesteld Dit rapport heeft toen de volle goedkeu-
ring weggedragen van den heer Van Steijn, den beken-
den houtvester van het Rijk, die zich daarmede volko-
men kon vereenigen. Daarop is toen het advies van den
tegenwoordigen houtvester Gerbrandy gevraagd, die
geen woord van afkeuring heeft laten hooren; hij' was
het er heelemaal mede eens. De Raad zal nu spreker
toch wel niet kwalijk nemen, als hij meer waarde hecht
aan het oordeel van deze menschen dan aan het
oordeel van de heeren Audretsch of Vring De heer
Van üner. heeft gezegd, dat hij overtuigd is, dat
Durgemeester en Wethouders het schoone in de,
gemeente willen behouden. Dit is volkomen juist.
Hurgemeester en Wethouders willen geenszins van
uroenendaal een park maken, De zaak is echter deze,
dat men om nieuwe boomen aan het groeien te krijgen
met alleen de doode boomen moet rooien, doch ook
die, welke na 2 of 3 jaar dood zullen gaan, omdat deze.
den groei van de nieuwe boomen tegenhouden. Doet
men dat met, dan loopt men gevaar dat die boomen
later op de meuwe aanplantingen komen te vallen.
ovendien moet de zon op de nieuwe boomen kunnen
schijnen, De heer Audretsch adviseert wel om alleen
te kappen wat dood is, doch dan zou hij toch wel