30 April 1931
van de S.D.A.P,, waarbij wordt verzocKt den toeslag
ad, 1,— per kind van de werkioozen reeds bij het
eerste kind te verleenen, zulks met terugwerkende.
kracht tot 2 Januari 1931 alsmede de steunregeling
voor de werkloozen op 1 Mei des jaars niet aan andere
instellingen over te dragen; doch deze ook na dien tijd
van gemeentewege te doen geschieden.
De Voorzitter zegt, dat dit en het volgende adres
zoo laat zijn binnengekomeni, dat waarschijnlijk vele
leden deze adressen niet zulien hebberj gelezen.
Spreker zegt, daarom in het kort den inhoud van dit
adres nog even te willen mededeeien. Vervolgens
zegt spreker, dat Burgemeester en Wethouders van
mcenirg zijn, dat het niet op den weg van dezen
Raad in haar tegenwoordigen samenstelling ligt om
op dit adres een 'beslissing te nemen. Het werkioos-
heidseizoen immers is nu voohbij en de eventueel in
de Ibestaande regeling t-e treffen, wijtzigingen zou'den
eerst in het volgend sei.zoen in toepassing worden
gebracht door den nieuwen raad en dit achten Bur-
gemeester en Wefhouders niet juist. Spreker acht het
daarom dan ook beter, dat de nieuwe raad zich in
dezen uitspreekt.
De heer Van der Erf wil op de eerste plaats op-
merken, dat, wanneer hij iets over dit adres in 'het
midden brenigt, dit niet wil zeggen, dat hij het in alles
daarmede eens is. Het motief van den Voorzitter om
daarover thans niet te spreken is voor hem echter
niet bindend De Raad is bevoegd en spreker acht het
zelfs wenschelijk om een uitspraak te doen. Wat de
nieuwe raad over die uitspraak zal zeggen, kan hem
niet schelen. Spreker heeft in het adres gelezen, dat
aan de werkloozen gezinnen bestaande uit 3 personen
dezelfde uitkeering wordt gegeven als aan de gezinnen
die uit 4 personen bestaan. Dit is echter niet de be-
doeling van het destijds genomen besluit geweest, Is
deze bewering dan ook juist, dan is niet ten uitvoer
gelegd wat hier in den Raad is besloten, want er is
wel een verschil gemaakt tusschen een gezin, dat uk
3 en een gezin dat uit 4 personen bestaat.
De heer Van der Linden betreurt, dat hij het adres
niet heeft kunnen inzien en vraagt of de behandeling
daarvan niet kan worden aangehouden.
De heer Dr Droog, Wethouder, merkt op, dat des-
tijds na rijp beraad en lange discussies een steunrege-
ling is vastgesteld. Nu kan men die regeling toch zoo
maar niet midden in het jaar gaan veranderen. Iets