III
I1'
I
l|
30 Juli 1931
203
De heer Van Unen vraagt voorts, welke de onder-
grond is van het 4e lid van art. 28. Moet men hier-
onder verstaan dat een ambfenaar tijdelijk op „non
acfiviteit" kan worden gesteld als b.v. een ambtenaar
denkt, elders een betrekking te kunnen vervullen. Dan
heeft spreker daar wel vrede mee, maar ziet hij niet
de noodzakelijkheid in om de periodieke weddever-
hoogingen in dat geval door te laten gaan. Volgens
sprekers meening wordt een periodieke weddeverhoo-
ging toegekend, omdat de ambtenaar allengskens beter
wordt met het klimmen der dienstjaren, daar hij steeds
over meer practische ervaring gaat beschikken. Spre-
ker kan voor deze vrijgevigheid, die men zelfs bij een
sterk sociaal voelend particulier werkgever niet aan-
treft, niet veel gevoelen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, merkt op, dat in
de verordening ook uitdrukkelijk staat, dat Burge-
meester en Wethouders aan een ambtenaar op diens
verzoek verlof met inhouding van wedde k u n n e n
verleenen. Spreker kan zich voorstellen, dat een amb-
tenaar voor studie naar een andere plaats gaat en dat
hij daarvan beter onderlegd terugkomt hetgeen toch
zeker aan de gemeente ten voordeel kan
ook zeer
strekken.
De heer Van Unen noemt dit voorbeeld^éeên redelijk
en nu hij weet dat dit den ondergrond is, kan hij
zich hiermede wel vereenigen.
De Voorziiter voegt hieraan nog toe, dat Burge-
meester en Wethouders dit verlof siechts bij hooge
uitzondering zullen ioestaan.
Artikel 53, sub c.
De heer Van Unen ziet niet in, waarom het aanfal
verlofdagen dat bij wijze van straf kan worden inge-
houden aan een maximum is gebonden. Als dit maxi-
mum niet genoemd was dan zouden alle verlofdagen
kunnen worden ingehouden en valt de betrokken
ambtenaar niet zoo gauw in de volgende categorie
van straffen. Nu is hij er eerder slechter aan toe.
Spreker is van meening, dat dit voor de ambtenaren
hier in Heemstede wel niet aan de orde zal komen,
doch uit een algemeen oogpunt bezien vindt hij deze
limiet toch wel wat eigenaardig.
De Voorziiter antwoordt hierop, dat Burgemeesfer
en Wethouders van meening zijn, dat het niet in het
belang van de gemeente is om aan een ambtenaar
<5 II 'f
jf