30 Juli 1031
204
in het geheel geen verlof toe te kennen, omdaf dit
voor diens capaciteiten niet bevorderlijk is.
De heer Van der Erf vraagt, of die zes dagen op
het snipperverlof slaan.
De Voorzitter antwoordt hierop ontkennend.
De heer Rijkes zegt wel iets voor de opmerking
van den heer Van Unen te gevoelen. Spreker durft
dit echter gerust aan Burgemeester en Wethouders
over te laten.
De heer Van Unen merkt nog op, dat in de negen
van de tien gevallen een ambtenaar die op een der-
gelijke wijze gestraft wordt, niet iemand is, die van
werklust overloopt. Een ijverig ambtenaar straft men
bovendien niet met inhouding van verlof.
De Voorzitter zegt, dat niet uit het oog moet wor-
den verloren dat deze categorie nog onder de lichte
straffen moet worden gerekend.
De heer Wan Unen merkt hierfegen op, dat wanneer
het aantal dagen waarop het verlof kan worden in-
gehouden, beperkt is, dit een nadeel kan zijn voor
den ambtenaar, omdat hij dan eerder in een volgende
categorie van straffen valt.
De Woorzitter vraagt, of de heer Van Unen er een
voorstel van wil maken om de hier bedoelde limiet
weg te nemen.
De heer Wan Unen antwoordt hierop bevestigend,
doch wil uitdrukkelijk opmerken, dat hij graag zou
zien dat ook deze wijziging in de Commissie van
Overleg werd gebracht.
De Woorzitter vraagt, ot het voorstel van den heer
Van Unen wordt ondersteund. Als dit voorstel ver-
volgens niet wordt ondersteund, kan het niet in stem-
ming worden gebracht.
Artikel 53d.
De heer Wan Unen vraagt, welk effect verwijdering
uit den dienst kan hebben, wanneer dat gepaard gaat
met behoud van wedde.
De Woorzitter antwoordt hierop, dat het voor een
ambtenaar iets heel ergs is om uit den dienst te wor-
den verwijderd. De blaam daarvan is zonder stilstand
van wedde reeds erg genoeg.
De heer Wan Unen is daarentegen van meening,
dat een ambtenaar, die op een dergelijke wijze
gestraft moet worden, wel zoo door de wol is ge-
verfd en zoo ver weg is, dat hij zich die verwijde-