30 Juli 1931
205
ring uit den dienst wel niet zoo heel erg zal aan-
trekken.
Artikel 55, 2e lid.
De heer Man Unen heeft zich afgevraagd waarom
hier niet de kortere procedure is gevolgd van liet
scheidsgerecht. Wanneer men een zaak aanhangig
maakt bij den Centralen Raad van Beroep dan weet
men nog niet, waar het eind daarvan is. Het gebeurt
wel dat de uitspraak soms een jaar Iater wordt ge-
daan.
De Moorzitter anfwoordt hierop, dat hier niet be-
doeld wordt de Centrale Raad van Beroep, dien de
heer Van Unen op het oog heeft, doch die speciaal
in het leven is geroepen voor de amdtenaren.
Daarom behoeft men zeker niet zoo lang op de uit-
spraak te wachten. Burgemeester en Wethouders
hebben wel degelijk over de /fnweving van een
scheidsgerecht gedacht, doch waren van meening
dat het beter was om met de^weving daarvan nog
even te wachten. Het betreft hier een nieuw insti-
tuut, dat men beter eerst eens aan kan kijken. Het
maakt ook een groot verschil of men te maken heeft
met particuliere of met overheidsbedrijven.
De heer \an üren merkt nog op, dat men anders
niet moet denken, dat het scheidsgerecht iets geheel
nieuws is; in 1902 had de gemeente Amsferdam al
een scheidsgerecht voor de werklieden.
Artikel 20.
De Voorzitter zegt nog steeds het antwoord schuldig
te zijn op de door den heer Van der Linden ge-
stelde vraag. Deze vraag was hem niet nieuw, de heer
Van der Linden immers stelde haar ooh in de ver-
gadering van de Commissie met de drie raadsleden,
waar dit regiement aan d'e orde werd gesteid. Spreker
hieeft toen reeds verklaard dat er te veel bezwaren
aan waren verbonden om dit zoover door te voeren
erj is reeds bij die gelegenheid uitgemaakt om daar
ni-et op in te gaan. ln het betrekkelijke artikel staat
uitdrukkelijk, dat Burgemeester en Wethouders ont-
heffing kunnen verleenen, hetgeen toch wel uitdrukt,
dat 'het niet de wensch is om dat te doen. Nu wil de
heer Van der Linden daaraan toevoegen ,,in zeer bij-
zcndere gevallen", Doch dan vraagt spreker zidh af