20 Augustus 1931
238
Dankwoord J. Moolenaar.
iDe heer Moolenaar dankt Burgemeester en Wet-
houders en den Raad voor de vriendschap, die hij
hier in de 10 jaren van zijn raadslidmaatschap heeft
mogen ondervinden. Spreker beveelt de gemeente-
belangen in Gods hand aan en hoopt dat zij geze-
gend mag worden en met wijsheid en beleid mag
blijven bestuurd.
Beplanting Groenendaal.
De heer De Boer vreest, dat de heer Van Unen hem
zäl aanvallen doch spreker wil toch aan Burgemeester
en Wethouders verzoeken om eens een matige proef
in Groenendual te nemen met het planten van bol-
gewassen. Men kan op het oogenblik tegen zeer matige
prijzen buiten cataiogusprijzen prima bollen krijgen,
zooals Narcissen, Galanthussen e.a.
De heer Dr. Lroog, Wethouder, zegt hierover reeds
met den heer Bleeker te hebben gesproken. Wilde
anemonen en primulas zijn ook zeer gesdhikt voor
iboschbeplanting en spreker is gaarne bereid er een
proef mede te nemen, als de Raad daartegen geen
bezwaar heeft.
De vergadering verzet zich hiertegen niet.
Plantsoenen.
De heer Audretseh zegt 3 maanden geleden eens
gesproken te hebben over de omrastering van een
îotspartijtje aan de Lanckhorstlaan, hoek Crayenester-
singel. Deze omrastering vraagt zeer dringend om ver-
nieuwing, het ziet er nu zeer onooglijk en vervailen uit.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt ter plaatse te
zijn geweest, doch het is hem nogal meegevaiien. Spre-
ker meende dat het de bedoeling van den heer Au-
dretsch was, om het heele plekje daar weg te nemen.
De heer Audretsch begrijpt niet, dat het hekje in
dezen toestand daar toelaatbaar wordt geacht.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt toe daar nog
eens te zullen gaan ki;ken.
Dankwoord A. P. Audretsch.
De heer Audretsch wil bij zijn afscheid aan den Raad
een woord van dank brengen voor de welwillendheid,
waarmede men hem altijd allerlei iniichtingen heeft
gegeven, Speciaal den dienst van het Raadhuis wil
spréker hier memoreeren. Voorts wenscht hij een
woord van hulde te brengen aan den Voorzitter van
den Raad voor diens leiding van de vergaderingen
en spreekt hij daarbij de hoop ui't, dat het hem nog