20 Augusius 1931
218
De Voorzitier zegt, dat deze verordening, waarmede
de Oezondlieidsccmmissie zich kan vereeuigen, bij de
aanwezigen reeds een punt van behandeling heeft
uitgemaakt. Vete amendementen zijn ingediend en
deze zijn door Burgemeester en Wethouders met den
grootsten ernst bekeken, fervvijl zij getracht hebben
om, waar dit rnogelijk was en dit paste binnen het
kader der wet aan de wenschen te voldoen. Zoo er
dan ook aan een of andere wensch niet tegernoet is
gekomen, bestond daartoe een goede reden. Spreker
is van meening dat de Raad zich met de strekking
van deze nieuwe verordening wel kan vereenigen en
dat men er zich ongetwijfeld over zal verheugen dat
er thans een verordening is, die technisch veel juister
is dan de oude en de leemten zijn aangevuld, die in
den loop der tijden in da oude verordening wareu
ontstaan. Spreker stelt voor deze verordening niet
artikelsgewijze te behandelen, hoewel hij gaarne bereid
is om iedereen gelegenheid te geven opmerkingen te
maken. Het Reglement van Orde voor de vergade-
ringen van den Raad geeft hem echter de vrijheid om
niet tot artikelsgewijze behandeling over te gaan.
Spreker stelt daarom voor, deze verordening per
hoofdstuk of per bladzijde te behandelen.
De Vergadering gaat er vervolgens mede accoord
om deze verordening per bladz'jde te behandelen.
De heer /onckbloedt wil op de eerste plaats dank-
baar erkennen dat Burgemeester en Wethouders aan
de ineeste van zijn 5ü-tal ingediende amendementen
tegemoet zijn gekomen. Voorts wil spreker een woord
van lof uitspreken over de wijze waarop de totstand-
koming van deze verordening is voorbereid en waarbij
den raadsleden gelegenheid werd geboden haar van
alle kanten te bekijken. Zoo zijn er dan nog slechts
van zijn kant eenige kleinigheden overgebleven waarbij
hij eerst de aandacht wil vragen voor
Artikel 37
waarin staat, dat Burgemeester en Wethouders het
recht hebben monsîers van bouwstoffen te riemen en
deze buiten het werk te onderzoeken. Spreker zag
graag dat in dit artikel werd opgenomen hoeveel tijd
dit onderzoek in beslag mag nemen. Het werk immers
kan er door stiîgelegd moeten worden en als men
dus afhankelijk is van de willekeur van den tijd voor
het onderzoek, zou men daardoor ernstig gedupeerd