29 December 1931
374
gezegd, dat de ambtenaar wordt belast met het on-
derzoek naar de woningtoestanden in deze gemeente.
Bovendien wordt er nog bijgehaald de post van f 1000.--
die op de gemeenterekening 1930 als ongebruikt
voorkwam, maar dan niet voor woningcontrole, maar
voor woningtelling. Dat zijn echter allemaal verschil-
lende dingen, waarbij onmiddellijk de vraag rijst of
de te benoemen ambtenaar deze verschillende onder-
deelen in hun algemeenheid krijgt te behandelen of
alleen in zooverre zij daarmee in contact komt door
Maatschappelijk Hulpbetoon.
In het laatste geval zou het er op neer komen, dat
haar werk voor algemeene woningcontrole en toezicht
geen enkele waarde bezit. Bovendien is het ook ver-
wonderlijk, dat Burgemeester en Wethouders nu ineens
met dit voorstel komen, terwijl bijvoorbeeld in de
vorige raadsvergadering een lid van dit College heeft
opgemerkt, dat „bij de begrootingsbehandeling, die
spoedig te verwachten is, zal worden uitgemaakt, wat
er gedaan moet worden". Deze woorden van den
Wethouder hebben den indruk gewekt, dat het College
het juiste standpunt innam, om den Raad over deze
zaak te hooren bij de begrooting en hem bij die
gelegenheid te laten beslissen. Dit is ook noodig,
want Burgemeester en Wethouders mogen toch wel
eens eerst met den Raad onder het oog zien of de
voorgestelde samenkoppeling van functies de goede is.
Spreker betwijfelt dit, doch zal straks daarop nog uit-
voeriger terugkomen.
In plaats van straks den Raad te laten uitmaken, in
welke richting deze zaak moet worden aangepakt, trof
spreker tot zijn groote verbazing reeds een oproeping
aan voor sollicitanten. Dit mag toch zeer zeker wel
aanmatigend en een minachtende gestie worden ge-
noemd voor de uitspraken van den Raad. Als het
College van plan is, het volledig vertrouwen van
de raadsfracties te verliezen, dan moet het op deze
manier voortgaan. Spreker wil tenminste wel zeggen
dat hij zijn critische instelling tegenover dit College
dan nog zal opvoeren tot alle zakelijke onderdeelen
van diens beleid, als hij n.l. bemerkt, zooals nu, dat
Burgemeester en Wethouders eenvoudig vooruitloopen
op de beslissingen, die de Raad in volle vrijhetd dient
te kunnen nemen, of dat zij hun beleid zoo voeren,
met volkomen negatie van de waarde die de be-
slissingen van den gemeenteraad voor hen dienen te
hebben.