27 b 28 APril 1932
Jid. in verband met artikel 29, eerste lid der Drankwet
1931, Stbl. 476, op het verzoek van den overlevenden
echtgenoot of een der kinderen na 30 April gunstig
wordt beschikt, wordt voor de betaling van het ver-
lofsreeht, het verlof A geacht tusschentijds te zijn ver-
leend.
Artikel 4.
Indien de houder van een verlof A bij schriftelijke,
door hern onderteekende, verklaring afstand doet van
het verlof A, worden van het bepaalde verlofs-
recht aan den verlofhouder op zijn verzoek zoo-
veel vierden teruggegeven, als het aantal kwartalen
bedraagt, waarin van het verlof A ge_en gebruik
wordt gemaakt. Gelijke teruggave geschiedt aan de
rechtverkrijgenden, indien de verlofhouder over-
lijdt en het bedrijf niet ingevolge artikel 46, vierde
lid, in verband met artikel 27, tweede lid der Drank-
wet 1931, Stbl. 476 wordt voortgezetmdien de
overschrijving van de akte van het verlof A ten naine
van den overlevenden echtgenoot of een der kmderen
van den overleden verlofhouder na 30 Aprxl wordt
geweigerd en deze vöôr dien dag het verlofsreclit
heeft betaald, alsmede indien het besluit, waarbij
het verlof A is verleend, door de Kroon is vernietigd.
Artikel 5.
De invordering van het verlofsrecht geschiedt
overeenkomstig de verordening op de invordering van
heden.
Artikel 6.
Deze verordening treedt in werking op den dag,
volgende op dien, waarop zij Koninklijk is goedge-
keurd.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den 28
April 1932.
De Voorzitter