28 April 1932
184
niet anders. Naar spreker's meening moet dan ook
het levensonderhoud de basis zijn voor wat betreft de
bepaling van het salaris. Er bestaan zelfs coilectieve
arbeidscontracten, waarin o.a. staat, dat wanneer de
kosten van levensonderhoud zijn gedaald of gestegen
met 5 pCt., de salarissen of loonen met een bepaald
bedrag kunnen worden vermeerderd of verminderd.
Vanaf deze plaats heeft spreker dan ook al eens
de wenschelijkheid uitgesproken, om de salarissen van
het personeel parallel te laten loopen met den welstand
van de gemeente. En nu mag men, herhaalt spreker,
in deze tijden van zeer ernstige depressie, toch wel
eens ronduit zeggen, dat er groote groepen van be-
volking zijn, die in deze benarde omstandigheden en
geheel zonder inkomen zijnde en ook andere groepen
met zeer sterk verminderd inkomen, staan tegenover
het gemeentepersoneel, dat toch in een zeer bevoor-
rechte positie verkeert, een positie, die hij het overi-
gens van harte gunt.
De groep gemeente-personeel in deze gemeente is
dan ook de eenigste groep, aan wie tot op heden de
crisis nog onopgemerkt voorbij is gegaan. Is het dan
zoo erg, vraagt spreker, dat dit personeel een klein
bedrag afstaat in den vorm van een bijdrage aan de
pensioenspremie Deze bijdrage op dit bedrag mag
toch niet aangeinerkt worden als een te groot offer,
integendeel, het is heelemaal geen offer.
Spreker zegt, dat de voorstellers op het standpunt
staan, dat deze mindere ontvangst uit het gemeente-
•fonds nroet gedekt worden, niet door een salaris- of
loonsverlaging, doch zooals hij reeds mededeelde en
hetgeen ook in het voorstel tot uitdrukking komt, door
een bijdrage in de pensioenspremie.
De burgerij in de gemeente zal zich afvragen,
indien de Raad mocht besluiten om deze mindere
rijksuitkeering niet te verhalen, of zij wel moet door-
gaan met de duizenden guldens neer te leggen, terwijl
zij zelf gebukt gaat onder de grootste zorgen en
financieele Iasten.
Spreker zal het hierbij laten en vertrouwt duidelijk
te zijn geweest. Hij hoopt dan ook, dat de meerder-
heid van den Raad de moed zal hebben om dit voor-
stel in het belang van de gemeente, maar ook in het
belang van het gemeente-personeel, aan te nemen,
overtuigd als hij is, dat deze kleine inkomsten-vermin-
dering geen verlaging van het levenspeil van het
gemeente-personeel teweeg zal brengen.