28 April 1932 190 dit voorstel, niet alleen om de merites daarvan, doch ook om de wijze waarop het wordt behandeld. Spreker zal in het vervolg niet meer aan de discussies deelne- men, wanneer over dergelijke voorstellen, die arbeids- voorwaarden betreffen, niet eerst de Commissie van Overleg gehoord wordt. In die Commissie wil hij vrij staan en niet een bindend besluit van den Raad ach- ter zich hebben, want dan is het geen Overleg meer. AIs de vertegenwoordigers van het Gemeentebestuur in die Commissie een rnandaat achter zich hebben, is dat niet goed voor den geest in die Commissie. De wetgever heeft bepaalde rechten aan het personeel toegekend en deze dienen gehandhaafd te blijven. In uiterste instantie, zegt spreker, hadden de voorstellers aan Burgemeester en Wethouders kunnen verzoeken, hun voorstel aan de Commissie van Overleg voor te leggen. Deze gang van zaken is echter lichtelijk voor- barig. Spreker hoopt, dat men in het vervolg hiermede rekening zal houden. De heer De Boer kan zich tamelijk wel vereenigen met het voorstel van den heer Rijkes en Mevrouw Venhuizen en is het niet eens met de motiveering van Burgemeester en Wethouders, waar zij zeggen, dat er veldoende dekking aanwezig is in de post „onvoor- ziene uitgaven" van f 40.000.voor te laaggeraamde uitgaven en tegenvallers in ontvangsten. Spreker ge- looft vast en zeker, dat deze twee genoemde moge- lijkheden, de eerste althans maar al te zeker werke- lijkheid zullen worden en wel in zulke mate, dat die f 40.000.voor een groot deel verslonden zullen worden. Wat de uitgaafposten betreft, denkt spreker aan de werkloosheidsvoorziening, waar heel wat geld voor beschikbaar zal moeten blijvener zal nog lang voor deze menschen gezorgd moeten worden. Aange- zien spreker dan ook voor een groot gedeelte die f 40.000 uitschakelt en meer nog uit een oogpunt van rechtvaardigheid moet deze schadepost, voortvloeiende uit de z.g. „Kortingswet" voor rekening komen van diegenen, aan wie het door de regeering is geadres- seerd, althans voor wie het bedoeld is, n.l. het ge- meentepersoneel. En dit te meer, daar deze categorie het best in staat is het te dragen. Het is toch een feit, dat het gemeentepersoneel sinds jaren in een zeer gunstige positie verkeert ten opzich- te van de meeste andere gemeentenaren. Het is lang- zamerhand in een uitzonderingspositie gekomen en daarom is het z.i. onbillijk, de groote massa minder

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1932 | | pagina 18