6 October 1932 329 betrekking hebbende op het onderwijs, in de verorde- ning gehandhaafd Veel juister ware het, om die cijfers er uit te laten. Op de derde plaats, de reductie voor meer kinderen, die op zich zelf genomen zeer logisch is. Laat de rechtsche meerderheid echter, die van zulk een liefde vervuld is voor de groote gezinnen, dat zij zelfs kindertoeslag heeft toegekend aan een kleine groep ingezetenen, n.l. aan het gemeenteperso- neel, die liefde tot uiting brengen in deze schoolgeld- verordening. Immers, de thans toegekende reductie is zeer beperkt. Bij het 5e kind immers, blijft de reductie dezelfde, of men nu een inkomen van f 20.of van f 50.per week heeft. Degene, die f 20.— inkomen heeft, moet dus te veel betalen. Deze onbillijkheid kan worden voorkomen, door het bedrag van de vrijstelling te verhoogen. Spreker zal straks bij de artikelsgewijze behandeling van de verordening zijn verschillende verlangens in amendementen naar voren brengen. De heer Van Unen zegt, dat de opmerkingen van den heer Disselkoen hem in een moeilijke positie heb- ben gebracht. Oorspronkelijk had spreker in de Finan- cieele Commissie het groote bezwaar, dat een ver- hooging van schoolgeld was toegekend aan een be- paalde categorie ingezetenen. Spreker had dan ook aanvankelijk het voornemen om een totale herziening te verdeelen over alle klassen. Hij is toen gezwicht voor de mededeeling vervat in artikel 4. Men heeft spreker n.l. gezegd dat men met het oog op de kleinere menschen, die geen meerdere reductie kunnen krijgen, wel moest komen tot een verhooging van belasting voor de hoogere groepen. Voor zoover spreker zich kan herinneren, heeft de heer Disselkoen zich in de Financieele Commissie uiteindeiijk met deze verordening kunnen vereenigen, doch nu dat lid zich daarvan los maakt, wil hij dat ook hier doen. Dit neemt niet weg, dat spreker het in zijn algemeenheid niet juist vindt om, wanneer men zich in een commissie ergens mede accoord verklaart, in den Raad weg te loopen. Men moet dan in de Commissie een minder- heid aangeven. De heer Man der Erf sluit zich bij de woorden van den heer Van Unen aan en vindt de houding van een der commissie-leden zeer bevreemdend. De heer Dr. Droog, Wethouder, vraagt, of het niet logisch zou zijn, indien de commissie-leden zich aan hun meening hielden. De heer Van Unen zegt, dat dit niet is voorge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1932 | | pagina 11