91
December 1932
men met sfeun van Rijk of Gemeente zijn gebouwd
of in stand gehouden worden.
De hierboven vermelde vrijstellingen gelden, voor
zoover deze geen gemeente-eigendommen betreffen, niet
voor de gedeelten, dienende tot woning van bestuur-
ders, leeraren, beambten of bedienden en evenmin voor
inrichtingen, die het maken van winst beoogen of die
winst maken anders dan ten bate van armenverzorging.
Artikel 9.
Onder personen worden in deze verordening zoowel
rechtspersonen als natuurlijke personen verstaan.
Artikel 10.
Bijal'dien eenig feit grond opleverf voor het vermoe-
den, dat een aanslag ten onrechte is achterwege ge-
bleven of door een beslissing van den Controleur der
Gemeentefinanciën ten onrechte is verlaagd of vernie-
tigd of dat een te Iage aanslag is opgelegd, kan de te
weinig geheven belasting van den belastingplichtige of
zijne rechtverkrijgenden worden nagevorderd, zoolang
niet sedert het tijdstip waarop dé belasting verschul-
digd was, drie jaren zijn verloopen.
Artikel 11.
Voor de toepassing van de artikelen 297, 299 en 3G0
der Gemeentewet ten opzichte van deze belasting is in
de plaats van den Raad, van Burgemeester en Wethou-
ders of van den Burgemeester aangewezen de Contro-
leur der Gemeentefinanciën en bïj ongestelclheid, afvve-
zigheid of ontsfentenis van dezen, diens plaatsver-
vanger.
Artikel 12.
Deze belasting kan worden aangeduid met clen naain
„StraatbeIasting".
Artikel 13.
De invordering dezer belasting geschieclt overeen-
komstig de verordening van heden.
Artikel 14.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1933.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den De-
cember 1932.
De Secretaris,
De Voorzitter,