16 December 1932.
477
niet minder menschen in dienst kunnen worden geno-
men. Spreker stelt zich niet voor het personeel in te
krimpen door ontslag, maar wil er op wijzen dat door
voortdurende aanstelling het apparaat zich te veel uit-
breidt. Burgemeester en Wethouders zeggen wel dat
dit niet het geval is, maar spreker zou willen vragen
of Burgemeester en Wethouders bereid zijn mede te
werken te voorkomen, dat het apparaat van den ge-
meentelijken dienst rijkelijk groot wordt. Spreker heeft
dit punt hier aangesneden hoewel hetzelfde vraagstuk
ook bij andere posten had kunnen worden ter sprake
gebracht.
De heer Dr. Droog, Wethouder, meent, dat deze
vraag in de Commissie van Openbare Werken kan
worden bekeken. Spreker meent dat een groeiende ge-
meente als deze, vanzelf meebrengt dat ook meer
werklieden worden aangesteld. Vooral de vele buiten-
gewone werken zijn oorzaak dat er vast personeel
bijkomt, omdat deze geplaatst worden bij een groep
îosse arbeiders, die voor iemand „met depetop"meer
respect hebben als voor een aangewezene uit hun
midden. De uitgroei van de gemeente en de vele bui-
tengewone werken eischen een groot personeel en spre-
ker heeft heelemaal niet den indruk dat er een teveel
is en betwijfelt zelfs of het vaste personeel wel vol-
doende zal blijken te zijn. Het aanstellen van menschen
voor buitengewone werken zal spreker nader bekijken.
De heer Vati Unen merkt op, dat het hem juister
lijkt voor buitengewoon werk een tijdelijk opzichter
te benoemen zooals dat ook bij particuliere werkgevers
het geval is. Hierdoor zal men misschien wel iets meer
loon moeten betalen, omdat een tijdelijke kracht in den
regel meer verdient, maar daartegenover staat dat men
geen vasten werkman behoeft te nemen met als ge-
volg een groot aantal z.g. werklieden met petten. In
normale tijden heeft men dan niet te kampen met een
overcompleet van personeel. Spreker weet uit onder-
vinding hoe moeilijk het is het personeel later weerte
ontslaan. Hij acht het van belang, dat het door hem
voorgestane systeem in studie wordt genomen door
menschen die los van het bedrijf staan, omdat de le-
den van de Commissie van Openbare Werken te dien
opzichte volgens spreker niet de aangewezen personen
zijn, aangezien zij wel niet anders zullen spreken dan
de Wethouder.
De heer Dr. DroogWethouder, meent, dat dit wel
degelijk aan de Commissie voor Openbare Werken kan