27 April 1933
43
voorbaat aankondigen van een strafmaatregel acht
spreker een tactische onjuistheid. Voorts zijn er ook
nog andere maatregelen getroffen, waarover nu nog
niet is gesproken en gaarne zou spreker vernemen of
deze weer ingetrokken zijn. Spreker is teleurgesteid
door het feit, dat Burgemeester en Wethouders de
verlaging gerechtvaardigd achten. Door een dergelijke
zijdelingsche wijziging van de steunnormen, worden
vaak verhoudingen geschapen onder de werklooze
arbeiders, die het gemeentebestuur niet wenscht.
Do heer Rijkes merkt op, dat de heele rede van
den heer De Tello een critiek is op Maatschappelijk
Hulpbetoon. Spreker gelooft echter niet, dat de heer
De Tello de ware reden van de door hem gestelde
vragen heeft genoemd. Er zit wel iets anders achter.
In November 1930 is door den Raad een verordening
vastgesteld, waarbij aan Maatschappelijk Hulpbetoon
het vaststellen van de steunnormen voor de werkloozen
wordt overgelaten. De heer De Tello, zoo vervolgt
spreker, is bezig, ontevredenheid te zaaien onder de
arbeiders. Men moet bij de discussies over steun aan
de werkloozen vooral niet uit het oog veriiezen, dat
ook veie werkenden, zooals b..v de bloemisten, een
zeer moeilijken tijd doormaken.
De heer Van der Erf merkt op, dat men wel over
de gestes van Maatschappelijk Hulpbetoon kan spreken,
doch wat baat dit? Men kan er toch niets aan doen
Maatschappelijk Hulpbetoon heeft zijn eigen meening.
Dit wil heelemaal niet zeggen, dat hij het met alles,
wat deze Dienst doet, eens is. Zoo zou spreker, indien
hij wat te zeggen had, bijv. wel willen opmerken, dat
hij het niet juist vindt, dat het bedrag van f 10.b'j
de berekening van aan werkloozen uit te betalen
steun, zonder onderscheid is teruggebracht tot f 5.
De gezinnen met groote werklooze kinderen komen
daardoor in een onbillijke positie tegenover de ge-
zinnen met kleine kinderen. Beter zou het zijn, indien
eerst het bedrag voor noodzakelijk ievensonderhoud
werd afgetrokken, alvorens door Maatschappelijk Hulp-
betoon op de meerdere verdiensten een korting werd
toegepast.
De heer Disselkoen heeft uit de hedenavond gehou-
den discussies kunnen constateeren, dat het te betreu-
ren is, dat de Commissie op het toezicht der arbeids-
bemiddeling en werkloosheidsverzekering over deze
aangelegenheid niet is gehoord. Formeel is dit juist,
doch niettemin valt het te betreuren. Voorts zou