27 Jnli 1933
99
principieel dan ook volkomen onjuist; terwijl hij niet
begrijpt dat de minderheid van het College van Burge-
meester en Wethouders dit voorstel kon steunen. Indien
men een gemeentelijk telefoonnet had, zou het nog iets
anders zijn, doch ook dan zou spreker het nog onjuist
achten. Zeer terecht heeft de heer Disselkoen opgemerkt
dat er verschillende zaken zijn, die de raadsleden noodig
kunnen hebben; de een meent behoefte te hebben aan dit
en de andere aan dat. Men moet daar echter zelf voor
zorgen. Nu zegt de heer Meeuwenoord vrel dat de kosten
van dit voorstel zeer gering behoeven te zijn, doch wan-
neer blijkt, dat inderdaad op dezen post nog nieer be-
zuinigd kan worden, zou spreker Burgenreester en Wet-
houders willen verzoeken om ernstig na te gaan, in hoc-
verre dit mogelijk is.
De heer Attema kan zich geheel bij den vorigen spre-
ker aansluiten. Inderdaad zal een telefoonaansluiting
voor de raadsleden dienstig zijn, doch hij durft de kosten
voor de gemeente nu niet aan.
De Voorzitter merkt op, dat de kosten eventueel bij
suppletoire begrooting behooren te worden geregeld.
De heer Meeuwenoord zegt, nu het blijkt dat er zoo-
veel oppositie tegen dit voorstel bestaat, hij dit om ver-
dere discussies te voorkomen intrekt.
De heer Disselkoen kan zich hiermede niet vereenigen.
Als inede-onderteekenaar behoort hij over de intrekking
van dit voorstel te worden geraadpleegd. Spreker ver-
langt dan ook stemming over dit voorstel.
De heer Jonckbloedt vindt deze houding van den heer
Disselkoen, die toch reeds verklaard heeft, tegen het
voorstel te zijn, zeer eigenaardig.
De heer van der Erf begrijpt evenmin dat men stem-
ming verlangt over een voorstel waar men tegen is en
wat reeds is ingetrokken.
De Voorzitter merkt op, dat deze zaak thans wel erg
ingewikkeld wordt. Een voorstel is ingediend, de eerste
onderteekenaar neemt het terug om verdere discussies
te voorkomen. Een ander onderteekenaar, die tegen het
voorstel is kan zich mt deze intrekking niet vereenigen
en wenscht stemming, terwijl enkele raadsleden zich
daartegen verzetten. Spr. noemt dit een uniek geval en
meent, dat de eenige mogelijkheid is, het voorstel töch
in stemming te brengen, daar niet alle onderteekenaars
zich met de intrekking van het voorstel hebben ver-
eenigd.
De heer van der Linden zegt, tegen het voorstel te
zullen stemmen, omdat het is ingetrokken.