26 October 1933.
154
De heer De Tello zegt, bij de bestudeering van dit
voorstel tot zijn schrik te hebben geconstateerd, dat
men in 1929 bij de vaststelling van het hier betref-
fende uitbreidingsplan voor het onderwerpelijke ge-
deelte van de Heemsteedsche Dreef een variabele
vooriu'n-diepte heeft aangenomen. Men geeft nu eens
6 M. voortuin-diepte aan en dan weer lü M. of min-
der. Er zal nu natuurlijk eerstdaags daar gebouwd
worden en aan de Bachlaan misschien nog iets eerder
dan aan de Dreef. Veronderstel dat de bouwers de
diepte van de voortuinen aan de Bachlaan grooter
maken dan de voorgeschreven minimum-diepte van 4
M., dan bestaat de kans, dat zij nadien aan de Dreef
gedwongen worden om een voortuin van 6 M. te
maken. Dit zou de standing van de huizen zeer zeker
niet ten goede komen en met het oog op het lawaai
en liet geraas op de Dreef zeker niet aangenaam zijn
voor de bewoners. Ook uit een verkeers-technisch
oogpunt verdient het aanbeveling om de diepte van de
voortuinen bij huizen op hoeken van straten gelegen
diep te maken, opdat men een behoorlijk uitzicht heeft
van de zijstraat op den grooten weg. Het is 'spreker
echter gebleken dat juist op den hoek van de zijsiraat
de voortuin op 6 M. is geprojecteerd. Spreker zou
Burgemeester en Wethouders wel willen uitnoodigen
om over dit punt eens in contact te treden met den
heer Fockens, hetgeen niet alleen de bebouwing langs
de Dreef, doch ook den heer Fockens ten goede zou
komen.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, kan den heer
De Tello mededeelen, dat in dit opzicht reeds overleg
is gepleegd met den heer Fockens. De gemeente heeft
voor haar eigen gronden langs de Dreef een voortuin-
diepte van 10 M. voorgeschreven. Het gevaar voor
het snelverkeer wordt beheerscht door de maximum
snelheid, terwijl men als autorijder toch weet, dat men
vanuit een zijweg heel langzaam op een hoofdweg
moet komen en dan is die 6 M. wel voldoende.
De heer Attema zegt, zich geheel met de door den
heer De Tello gemaakte opmerkingen te kunnen ver-
eenigen. De voortuin-diepte neemt naar de hoeken
toe, af, terwijl het omgekeerde beter zou zijn. De
onregelmatige voortuin-diepte kan spreker geenszins
bewonderen. In Amsterdam zoo vervolgt hij, heeft men
voor- en achtergevel rooilijnen, waaraan men zich stipt
heeft te houden.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, merkt op, dat