64
7 December 1933.
VERORDENING RANGEN ENZ. POLITIEPERSONEEL.
Aan den Raad.
Bij raadsbesluit van 30 Juni 1932, no. 44 is vastge-
steld de verordening, regelende de rangen, het aantal,
de samenstelling, de eischen van benoembaarheid en
de bezoldiging van de ambtenaren der gemeentepolitie.
Deze verordening behoeft, volgens art. 223, 3e lid der
gemeentewet, de Koninklijke goedkeuring. Uit een bij
ons ingekomen schrijven van den Commissaris der Ko-
ningin in deze provincie is ons gebleken, dat genoem-
de verordening den Minister van Binnenlandsche Zaken
tot enkele opmerkingen aanleiding heeft gegeven. Wij
hebben daarover met de Commissie van Overleg voor
het Gemeentepersoneel, groep Politiepersoneel, overleg
gepleegd. Met de veranderingen, waarover hieronder
nadere mededeelingen worden gedaan, kan gemelde
Commissie zich vereenigen.
In artikel 1 wordt thans opgesomd waaruit het po-
litiepersoneel „ten hoogste bestaat". De Minister acht
hiermede de aantallen niet voldoende bepaald. In de
nieuw voorgestelde redactie hebben wij dit bezwaar
ondervangen.
De Minister is verder van meening, dat eene hooge
bezoldiging als in Heemstede moeilijk kan worden ver-
dedigd en dat deze tot een lager niveau moet worden
terug gebracht, zulks op grond van de vergelijking van
de bezoldiging met die in andere gemeenten.
Wij meenen dat de bezoldiging voor nieuw perso-
neel kan worden bepaald als in artikel 3 is aangege-
ven. Ter voorkoming van onbillijkheid gaf de Minister
te kennen, dat voor de thans in functie zijnde ambte-
naren de thans geldende bezoldigings-regeling in een
overgangsbepaling gehandhaafd zou kunnen worden.
Wij hebben deze overgangs-bepaling opgenomen in
artikel 48.
De kleedingtoelage voor den Inspecteur van Politie
bedroeg aanvankelijk f 125.Later is deze verhoogd
tot f 175.Voorgesteld wordt deze toelage weer op
het oude bedrag van f 125.te bepalen.
Tegen de in artikel 7 geregelde vergoeding voor
overwerk heeft de Minister geen bedenking, mits het