12
22 Februari 1934.
I. In de grafsteden bedoeld bij art. 2
Lett. a Lett. b
Voor het stoffelijk overschot van een
persoon van 12 jaar en daarboven f40.f20.
Voor het stoffelijk overschot van een
persoon van i jaar en beneden 12 jaar „20.„10.
Voor het stoffelijk overschot van een
persoon beneden het jaar „10.5.
II. In grafsteden op het algemeene vak:
Voor het stoffelijk overschot van een
persoon van 12 jaar en daarboven „10.
Voor het stoffelijk overschot van een
persoon van 1 jaar tot beneden 12 jaar 5.
Voor het stoffelijk overschot van een
persoon beneden het jaar 2.50
Voor het begraven van het stoffelijk ovcrschot van
personen, die laatstelijk niet in de bevolkingsregisters
dezer gemeente stonden ingeschreven, zijn verschuldigd
de hierboven genoemde rechten, vermeerderd met 50 pCt.
Artikel 9.
Voor het opgraven van het stoffelijk overschot van
een persoon, uitgezonderd wanneer dit plaats heeft
op rechterlijk gezag, is verschuldigd
Voor het stoffelijk overschot van een persoon
van 12 jaar en daarboven f 25.
Voor het stoffelijk overschot van een persoon
beneden 12 jaar „15.
Voor het weder begraven van een opgegraven stof-
felijk overschot van een persoon, uitgezonderd wanneer
de opgraving op rechterlijk gezag heeFt plaats gehad,
is het recht volgens artikel 3 verschuldigd.
2e. aan de onder le genoemde verordening toe te
voegen
Artikel 3a.
Voor het begraven van het stoffelijk overschot van
een persoon vöör des voormiddags 8 uur en nâ des
middags 2 uur, doch des Zaterdags reeds na des
middags half een is, boven de rechten in artikel 3 ge-
noemd, verschuldigd