29 Maart Î934. 65
R.C.H. moeilijk geworden om de onderlinge wedstrijden
alsdan te houden. Deze onderlinge wedstrijden zijn
alleen van belang voor de spelers en van geen belang
voor het publiek. Er wordt voor die wedstrijden geen
entree geheven. In andere ptaatsen wordt hiertegen
ook geen bezwaar gemaakt. Teneinde R.C.H. ook niet
in moeilijkheden te brengen, heeft de meerderheid op
grond van deze overweging ook gemeend bij uitzon-
dering zich hiertegen niet te moeten verzetten.
Een bepaald verbod tot het houden van wedstrijden
bestaat niet, maar door het verzoek van R.C.H. blijkt
zeer duidelijk, dat deze vereeniging de strekking van
deze bepaling ook naar de juiste waarde heeft weten
te toetsen. Spreker twijfelt er niet aan, of men zal
zich in het vervolg hiernaar regelen. Ook spreker zal
in het vervolg met de gemaakte oprnerking zeer zeker
ernstig rekening houden.
De heer De Tello merkt op, dat hij het juister had
geacht, indien de R.K. Raadsfractie deze opmerking
had gemaakt, toen destijds het betreffende contract in
den Raad is geweest. R.C.H. heeft het volste recht om
op die dagen te spelen. zegt spreker.
De heer Van der ErJ wil graag erkennen, dat die
clausule destijds niet tot hem is doorgedrongen, anders
had hij er zeker iets van gezegd. Het spijt spreker,
dat het zoo geloopen is.
De heer Van der Linden merkt op, dat er na
Paschen toch nog wel meer Zondagen komen.
De heer thr. van de Poll, Wethouder, antwoordt
hierop, dat uitstel niet mogelijk is, omdat het hier een
tweedaagsche wedstrijd betreft. Eventueel uitstel zou
dan moeten plaats vinden tot Pinksteren, terwijl dan
het cricket-seizoen weer is begonnen. Tot nu toe heeft
het bestuur van R.C.H. geen gebruik gemaakt van haar
recht op het maken van uitzonderingen en dit hebben
Burgemeester en Wethouders ten zeerste op prijs
gesteld.
Niets meer aan de orce zijnde, sluit de Voorzilter
deze Vergadering.
De Secretaris,
De Voorzitter,