31 Mei 1934.
92
der vergunningen moet worden gegaan. Is het de be-
doeling om geen vergunningen af te geven aan inge-
zetenen uit andere plaatsen? Bij aanbesteding van
werken heeft men dat destijds terecht niet gewild. Hoe
groot moet verder het aantal vergunningen zijn en voor
welke artikelen? Zoo venten b.v. ook vele ingezetenen
uit de gemeente met bloemen elders. indien men die
lieden hier niet toeiaat, loopt men de kans van
reciprociteits-maatregelen. De voorstellers willen aan
Burgemeester en Wethouders de uitvoering overlaten,
doch de Middenstandsvereenigingen zullen wel goed
uitkijken of de te treffen regeling naar hun zin is. Met
de grootste moeite hebben Burgemeester en Wethou-
ders het aantal vergunningen voor het venten met ijs
tot 25 beperkt. Ongetwijfeld zal het vele belangheb-
benden heei moeilijk moeten worden gemaakt, terwijl
een groote categorie menschen het zeer onaangenaam
zal zijn, als zij niet eens kan koopen, wat nu eens
extra goedkoop is. Spreker gelooft niet, om nog eens
een voorbeeld te noemen, dat de Chineesjes. die hier
dassen verkoopen, den Middenstand nu zooveel con-
currentie aandoen. Men koopt zoo'n das eens uit
philantropie. Spreker is er van overtuigd, dat een
ventverbod geen succes zal hebben; men zal vele
belanghebbenden dupeeren of onbillijk moeten behan-
delen.
De heer Van Lent zegt, dat het geenszins zijn be-
doeling is geweest, om de niet-ingezetenen te treffen.
Ook gaat het hier niet alieen om de bescherming van
de groente-kooplui. Spreker wijst ook nog op de rust
voor de huisvrouw, die nu ieder oogenblik naar de
bei moet loopen. Ook spreker heeft het verwonderd,
dat Burgemeester en Wethouders wel bereid waren,
om de ijs-venters in bescherming te nemen, doch de
andere categoriën blijkbaar niet. Spreker vraagt, of
ook niet een rem zou worden aangelegd, indien voor
een ventvergunning een kleine vergoeding werd ge-
vraagd? Wat betreft de uitvoering van de door hem
voorgestelde maatregel, zegt spreker, dat hij wel een
uitgewerkt plan aan Burgemeester en Wethouders had
kunnen voorleggen, doch dit leek hem niet in het
voordeel van hef voorstel te zijn.
De heer Van der Erf zegt, aanvankelijk niet zoo-
veel gevoeld te hebben voor dit voorstel. Door be-
spreking met meerdere menschen is hij echter tot een
andere gedachte gekomen. De vrees van sommigen,
dat de concurrentie bij aanvaarding van dit voorstel