31 Mei 1934.
110
De heer Van Unen merkt op, dat de Raad onge-
merkt tot een loondebat is overgegaan. Hij acht dit
nu zeer onjuist.
De lieer Dr. Droog, Wethouder, zegt, zich heele-
maal niet te herinneren, dat hij destijds in de verga-
dering van het Georganiseerd Overleg heeft gezegd,
dat geen verdere loonsverlaging was te verwachten.
Spreker heeft integendeel gezegd, dat hij zich niet
voor de toekomst wilde binden. Een en ander neemt
niet weg, dat, als de Raad deze zaak in het Georga-
niseerd Overleg wil behandeld zien, dit zal gebeuren.
Het heeft echter geen nut, omdat er toch geen loons-
verbetering mee te verkrijgen valt. Het is evenwel
niet uitgesloten, zegt spreker, dat Burgemeester en
Wethouders later voorstellen, om de tijdelijke korting
tct een blijvende te maken en dan meer progressie in
de korting aan te brengen.
De heer Meeuwenoord stelt vervolgens voor, om
deze aangelegenheid in de Commissie voor het Geor-
ganiseerd Overleg te brengen,
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat het for-
meel niet mogelijk is, otn bij de rondvraag voorstellen
in te dienen. vreemd aan de orde van den dag.
De heer Disselkoen merkt op, dat liet den laatsten
tijd tcch meermalen is voorgekomen, dat de raadsleden
bij den rondvraag voorstellen indienen. Dit lijkt hem
ook volkomen rationeel. Het heeft spreker echter wel
verbaasd, dat Burgemeester en Wethouders niet uit
eigen beweging de Commissie voor Georganiseërd
Overleg bij elkaar hebben geroepen en dat het nu
plotseling vanzelfsprekend wordt geacht, dat een kor-
ting van 16 pCt. wordt opgelegd.
De heer Meeuwenoord begrijpt niet, welke bezwaren
er tegen zijn, orn zijn voorstel in stemming te bren-
gen. Over dat voorstel zelf behoeft toch niet gespro-
ken te worden.
De heer Dr. Droog, Wethouder, merkt op, dat er
geen aanleiding bestaat om over deze zaak te spreken,
aangezien het hier een wettelijk voorschrift betreft.
De heer Jonckbloedt zegt, dat die 6 pCt. tijdelijke
korting geen wettelijk voorschrift betreft en daarover
valt dus wel te praten,
De heer Disselkoen merkt op, dat hij het een dwaas
formalisme noemt, dat het voorstel van den heer
Meeuwenoord niet in stemming kan worden gebracht.
Spreker acht het dan alleen nog mogelijk, dat de heer