91
1
27 September 1934
149
tot het oude voorstel om aan ieder lid van het stem-
bureau presentiegeld uit te betalen. Spreker heeft tegen
dit voorstel zijn oude bezwaren. Het betreft hier weer
een aanzienlijk bedrag en spreker weet zeker, dat er
hier toch voldoende burgers met voldoende gemeen-
schapszin zijn te vinden, die deze functie gaarne willen
vervullen, zonder daarvoor iets in rekening te brengen.
Zij hebben dit jaren gedaan en zullen dit ook nu wel
weer willen doen. Spreker kan zich met deze onnoo-
dige geld-uitgeverij niet vereenigen.
Mevrouw lenhuizen zegt, zich geheel bij de woor-
den van den heer Van Unen te kunnen aansluiten.
f)e Voorzitter merkt op, dat cr een tijd is geweest
dat men dergelijke dingen eigenlijk pro deo deed.
Misschien is het te betreuren, dat deze tijd voorbij is
doch m den tegenwoordigen tijd moet rekening worden
gehouden met de behoeften van de menschen zelf.
Men kan niet blijven verlangen, dat alles ten bate van
de gemeenschap voor niets gebeurt. Spreker acht het
niet juist om op zooveel menschen een beroep te doen,
indien daarvoor geen enkele vergoeding wordt gegeven.
Bovendien is in dit voorstel toch ook duidelijk de lijn
van de versobering waarneembaar. Aan het niet toe-
kennen van presentiegeld is bovendien nog het bezwaar
verbonden, dat men dan geen personen uit alle cate-
goriën der bevolking zal kunnen krijgen en dat acht
spreker toch wel gewenscht.
De heer Van den Henvel is hct met deze laatste
opmerking volkomen eens en daarom meende hij dat
de bestaande regeling de meest geschikte was. In hun
voorstel zeggen Burgemeester en Wethouders, dat het
bezwaariijk is te controleeren of de ingediende decla-
raties al dan niet gemotiveerd zijn. Dit komt echter
voor rekening van degenen, die eventueel zonder gel-
dige motieven een declarcitie indienen. Spreker meent
echter wel dat dit sporadisch zal voorkomen. De
loondervmg moet echter maatstaf zijn en dan acht
spreker een vergoeding van f 1,— per uur tot een
bedrag van f 10.— per dag we! vrij hoog. In de ge-
meente waar spreker vroeger woonde werd een pre-
sentiegeld van f5.— per dag uitbetaald en datachthij
t°ch hoog genoeg. Men derft in het algemeen niet
meer loon dan f5.per dagin de hoogere functies
toch is geen sprake meer van loonderving.
De heer Rijkes acht het voor het prestige van den
Raad niet juist om het presentiegeld facultatief fe
stellen. Hij is daarom voor het voorstel, hoewel hij
j 1
lp§