60
27 Juni 1935.
3e WIJZIGING VOORWAARDEN BEHEER EN
EXPLOITATIE VAN WONINGEN.
Aan den Raad.
Nadat de Regeering in den loop van het vorige jaar
had besloten om de rente van de verstrekte voor-
schotten voor Woningwetwoningen, welke hooger was
dan 4 pCt., tot dit percentage terug te brengen, werd
bij circulaire van 7 December 1934 door den Minister
van Sociale Zaken medegedeeld, dat de aflossings-
termijn van Woningwetvoorschotten, welke aanvankelijk
op ininder dan 75 jaren was gesteld, zoodanig ver-
lengd zou worden, dat de totale looptijd 75 jaren zou
worden. Met dezeri maatregel werd beoogd een ge-
legenheid voor verder gaande huurveriaging dan die
welke uit de renteverlaging kon voortvloeien.
De verlenging van de aflossing tot 75 jaren voor de
Woningwetwoningen is voor ons aanleiding geweest
om aan U het voorstel te doen (no. 10 van 1935) om
ook voor de 3 complexen gemsente-woningen de af-
lossing tot 75 jaren te verlengen.
In Uwe Vergadering van 31 Januari 1935 ging U
hiermede, alsmede met eene verlaging van de rente
tot 4 pCt., accoord, Met het hieruit voor de complexen
voortspruitende voordeel, gevoegd bij het overschot
op de exploitatie en aangevuld met een gedeelte der
bestaande reserve, zou een flinke huurverlagmg kun-
nen worden toegepast.
Door den voornoemden Minister is echter bij circu-
laire van 9 Mei j.l. medegedeeld, dat tegen de ver-
lenging van de aflossing voor de Woningwetwoningen
tot 75 jaren in den kring der gemeentebesturen over-
wegend bezwaar is gerezen. Na nadere overweging
heeft de Regeering de verlenging daarom teruggenomen,
doch heeft deze een extra bijdrage in uitzicht gesteld.
Over een nieuwe huurverlaging voor deze woningen
wordt reeds door ons overleg gepleegd met de be-
sturen der betrokken vereenigingen.
Bedoelde intrekking was voor ons aanleiding nader
onder het oog te zien of de verlenging tot 75 jaren
voor de gemeentewoningen moest worden geliand-
haafd. Weliswaar is het niet noodzakelijk het nieuwe