20 December 1935
?13
sturen merkt spreker hier echter heelemaal niets. De
leden van den Raad zijn overstroomd met nota's van
wijziging, met een vertrouwelijke nota van een min-
derheid van het College, met antwoorden in de
gemeente-begrooting ên namens een meerderheid ên
namens een minderheid. Eerst kwam er een raadsstuk
met een niet-sluitende begrooting en een voorstel om
25 opcenten te heffen op de vermogensbelasting. Toen
zakte het College door zijn financieeie knieën door de
raadgevingen van de Financieele Commissie, om nog
eens hier en daar te beknibbelen. Toen waren er geen
25 opcenten noodig, maar elf, waarop n.b. de Finan-
cieele Commissie, inclusief de partijgangers van de
heeren Wethouders, aan het College te verstaan gaven,
dat ook die paar opcenten niet noodig waren en dat
de post onvoorzien daarvoor goed was. Daarna werd
de Raad verblijd met de heugelijke mededeeling, on-
derteekend door 5 Roomsch Katholieke Raadsleden,
waaruit spreker opmaakt, dat het hier een fractie-
besluit geldt, waaraan de eene Wethouder/niet geheel
onschuldig is, dat toch weer 25 opcenten noodig wor-
den geacht en nog maar liefst ook 10 opcenten op de
gemeentefonds-beiasting, oin daarmede een reserve te
vormen, o neen, misschien is ook tariefsherziening bij
het electriciteitsbedrijf noodig. Zoo ziet men, dat de
een deze kant en de ander die kant op wil en de
machtige heeren, die de beide heeren Wethouders met
het leiding geven in de gemeente-huishouding hebben
uitverkoren, willen noch deze kant, noch die kant uit,
blijkens de unanieme verklaringen der Financieele Com-
missie en zoeken het in een geheel andere richting
dan het College van Burgemeester en Wethouders.
Een ieder, die gedacht had, dat de rechtsche coalitie
stevig zat door de Wethoudersbenoeming, met de
passeering van de linksche groepen, komt tot de ont-
dekking, dat bij de eerste de beste gelegenheid, waarbij
de heeren zich met hun arbeid aan den Raad presen-
teeren, het College uit elkaar valt. Spreker heeft voor
het financieele beleid van het College slechts matige
waardeering, temeer omdat men bij de samenstelling
van het College namens de rechtsche partijen zoo
bruut de door den heer Van Unen gelanceerde idee,
de basis voor een vruchtbare samenwerking door een
derden Wethouder, heeft afgewezen. Daarmede gaven
de heeren te kennen, dat zij het wel alleen afkonden,
maar nu reeds blijkt, dat de heeren het heelemaal niet
alleen afkunnen. Spreker is nieuwsgierig, hoe men in