20 December 1935
215
aanzien van de geste van Maatschappeiijk Hulpbetoon,
inzake de loonbijslagen. Hij zal zich dan ook bij de
begrooting van Maatschappelijk Hulpbetoon onthouden
van opmerkingen, totdat het eindoordeel van de com-
missie den Raad bereikt heeft.
Wat de bedrijfspolitiek betreft, veroorlooft spreker
zich er op te wijzen, dat zelfs met inachtneming van
de voortdurende toename van het aantal verbruikers,
de ramingen van het gebruik en speciaal wat het gas-
verbruik betreft, voorzichtiger dienen te worden. De
doorvreting van de crisis zal zich, al naar mate hij
langer duurt, in het verbruik sterk doen gevoelen door
de inkomsten-derving van sommige bevolkingsgroepen.
De vraag is, of deze daling in het verbruik hoofdelijk
op den duur gecompenseerd wordt door de toename
van het aantal verbruikers.
Mede in dit verband, nu wij het over inkomsten-
verlaging hebben, veroorlooft spreker zich, nader het
oordeel te vragen van Burgemeester en Wethouders
over de opnieuw van den Minister uitgaande pogingen
om de politieloonen zoover te verlagen als de Minister
oorspronkelijk wenschtte. De Raad heeft dienaangaande
onomwonden uitspraak gedaan en gaat niet verder.
De meest waarschijnlijke vorm is dat de Minister nu
aan het gemeentebestuur zal opdragen, om deze sala-
i isve; laging toch door te voeren. Spreker wenscht te
vernemen of Burgemeester en Wethouders uitvoering
zullen geven aan deze ministrieele voorschriften. Het
lijkt hem toe, dat dit na een zoo ondubbelzinnige
houding van den Raad, niet wenschelijk is. Spreker
wil althans zeggen, dat hij hoegenaamd geen ver-
trouwen zou hebben in de gemeentelijke bestuurders
die op aandrang van andere zijde verder zouden gaan
dan zij zelf verantwoorden kunnen. Hij hecht er ook
aan. dat de verantwoording voor deze onnoodige en
ongewenschte salaris-vernedering, uitsiuitend en ten
voile komt voor rekening van dengene, die haar dient
te dragen. Dat is den Haag. Het zal er toe bijdragen
wanneer deze zeer ongewenschte daad wordt begaan,
de bet.okkenen in volle scherpte zullen kunnen beoor-
deelen, bij wie de verantwoordelijkheid rust. Men late
den Minister, wat des Ministers is en des Gemeente-
bestuurs, wat des Gemeentebestuurs is. Ons volk heeft
gelukkig nog een goed en gezond onderscheidings-
vermogen.
Spreker zegt dit met opzet, omdat zijn fractie in
versterkte mate geen geloof meer kan slaan aan