20 December 1935 227
hiermede zou de voorsprong integendeel geheel en al
worden prijsgegeven.
Het zal nu voor ieder wel duidelijk zijn, dat de ar-
gumenten uit de nota van Dr. Droog spr. niet hebben
overtuigd. Intusschen is echter een voorstel ingekomen
van de heeren v. d. Erf c.s.
Spr. kan zich volkomen aansluiten bij de opmerkingen,
die de heer Van Unen daarover gemaakt heeft. Natuur-
lijk staat het ieder raadslid vrij om bij nader inzien van
opvatting te veranderen, maar dan moeten daar motieven
voor zijn. Er is evenwel geen enkel nieuw argument in
deze heele historie naar voren gekomen. Alles wat de
heer v. d. Erf als motief voor zijn omzwaai vermeld
heeft was oude kost. Ieder raadslid kende deze motieven
reeds lang en ten overvloede waren zij in de nota van
Dr. Droog nog eens opgesomd. Lang nadat deze nota
verschenen was, heeft de heer v. d. Erf zich in de finan-
ciëele commissie vereenigd met de opvatting, dat geen
zwaardere lasten op de bevolking gelegd moesten wor-
den. De heer v. d. Erf zal moeten hegrijpen, dat deze
omzwaai funest is voor hem zelf.
Ook in de toekomst zal spr. steeds met volle aandacht
luisteren naar wat de heer v. d. Erf hier en in de finan-
ciëele commissie meent te moeten zeggen, maar hij zal
dat alleen doen uit hoffelijkheid. Waarde en beteekenis
zal men aan hetgeen de heer v. d. Erf zegt, niet meer
kunnen hechten. En het matigen van eigen verlangens
om tot overeenstemming te komen, zal voor niemand
meer zin hebben, nu een compromis voor den heer
v. d. Erf, nota bene den eersten woordvoerder van de
grootste fractie van den raad, evenveel beteekenis blijkt
te hebben als het historische vodje papier.
Het eenige raadslid, dat dit voorstel zeker niet be-
hoorde te doen, was de heer v. d. Erf. De eenige, die het
wël had behooren te doen, ontbreekt bij de onderteeke-
naars. Dr. Droog had dit voorstel als een minderheids-
voorstel van Burgemeester en Wethouders behooren in
te dienen. In plaats daarvan bestookt hij den raad met
een vertrouwelijke nota (zonder staart). Het logische
slot, de logische conclusie van die nota kon slechts zijn
een voorstel tot heffing van 25 oocenten. Maar dat voor-
stel deed Dr. Droog niet. Hij hield zich in de schaduw
van den veiligen achtergrond en liet het geval door zijn
hulptroepen opknappen. Deze heele ensceneering van
het geval stempelt het tot een aanval in den rug van den
Wethouder van Financiën, wiens eenige ,,fout" is, dat
hij niet als een autocraat zijn eigen vvil tracht doôr te