20 December 1935
252
De heer Disselkoen had zich bijzonder gespitst op een
doorwrochte rede van den Wethouder, Dr. Droog. Hij
is daarin erg teleurgesteld. Na quasi-geestigheid heeft de
Wethouder zich Iaten verleiden tot een persoonlijke be-
strijding. Spr. gaat daar niet op in. Het is nu eenmaal
lakenswaardig als men Disselkoen heet en prijzenswaar-
dig als men Marchand heet. Aan den heer Van der Erf
spr. nog wel eens zeggen, dat men van niemand kan
verlangen, dat men zijn eenmaal ingenomen standpunt
handhaaft, indien er althans nieuwe gezichtspunten zijn
gekomen. Spr. wijst in dit verband op zijn eigen houding,
die hij in de vorige vergadering aannam bij de voor-
stellen inzake de schoolgeld-bijdragen voor het middel-
dend hoo^ei onderwijs. Het antwoord
van den Voorzitter inzake spreker's opmerking over de
houding van de Algemeene Vereeniging voor Bloem-
bollencultuur vond hij aangenamer en gaarne zal hij
kennis nemen van den inhoud van de door het gemeente-
bestuur verzonden brieven. Aan den heer Kromhout zou
spr. nog willen zeggen, dat de S.D.A.P. natuurlijk bereid
is om mede te werken aan tariefsverlaging, doch dan
moet de heer Kromhout met een concreet voorstel komen
De heer Mr. von Meyenfeldt zegt, dat hem verweten is^
dat hij niet achter het bijzonder onderwijs staat. Spr. is
echter een warm voorstander van het bijzonder onder-
wijs doch de overheid heeft het recht onr voorwaarden
te stellen. Voorts merkt spreker op niet op de nota van
Dr. Droog in bijzonderheden te zijn ingegaan, omdat
deze nota een vertrouwelijk karakter droeg en dit ook
op het stuk was vermeld.
De heer Dr. Droog, Wethouder, antwoordt daarop,
dat de heer von Meyenfeldt wel bereid was om aan het
openbaar onderwijs den kostprijs te vergoeden, doch niet
aan het bijzonder onderwijs. Voorts zegt spr., dat hij bij
de leden van den Raad een vertrouwelijke nota heeft in-
gediend, doch als naderhand het gemeentebelang eischt,
dat dit vertrouwelijke karakter verdwijnt, is daartegen'
niets geen bezwaar. Verder is er zoo gezegd, dat er open
kaart moet worden gespeeld. Spr. ziet echter niet in,
dat dit niet gebeurd is, van camouflage is geen sprake'
0°k als imen den minderen man wil helpen, heeft men
die opcenten noodig. Aan den heer v. Unen wil spr. nosr
wel zeggen, dat ook hij geen ordening van bovenal
wenscht. Beter is het dat de organisaties die zaak zelf
ter hand nemen.
De heer Kromhout zegt, dat het voor hem, als leek,
niet zoo eenvoudig is om zoo maar djrect een concreet