20 December 1935
273
De heer Disselkoen is het daarmede niet eens. Spr. is
van meening, dat de woningbouwvereenigingen deze
kosten zelf wel kunnen dragen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, nrerkt op dat de
woningbouwvereenigingen daartoe niet altijd in staat
zijn.
De heer Audretsch meent dat deze zaak in de Com-
missie voor Openbare Werken voldoende is bekeken.
De heer Van Unen vindt, dat deze post wel met 400
kan worden verminderd. Spr. ziet niet in dat er iemand
speciaal moet worden opgeleid voor ontsmetter temeer
daar tot nu de ontsmettingen aitijd goed zijn gedaan.
De heer Dr. Droog, Wethouder, heeft den laatsten tijd
veel klachten gehoord, dat de huizen in bepaalde straten
besmet zijn met wandluizen. Een dokter heeft hem
onlangs verteld, dat, terwijl hij een verband legde in een
besmet huis, het ongedierte over het verband liep. Spr.
acht het beslist noodig, een bedrag te hebben om iemand
op te leiden, die kan constateeren of de ontsmetting goed
gedaan is.
Het is, aldus spr., niet de bedoeling een aparte functie
te scheppen, doch iemand van Openbare Werken daar-
voor op te leiden die in Amsterdam een cursus var. drie
maanden kan volgen. Bovendien komt deze post niet
ieder jaar op de begrooting voor. Spr. wijst er nog op,
dat de plaag van ongedierte in de huizen ontzettend
toeneemt en contrôle is absoluut noodig ook op naast
ontsmette gelegen perceelen.
De Voorzitter wil nog even aanstippen, dat niet alleen
dokters, maar ook voorzitters van woningbouwvereeni-
gingen kunnen constateeren dat deze plaag toeneemt.
Ook hem is wel gebleken, dat ontsmetting wel eens slecht
gebeurt. De kwestie is dan ook alleen dat deze ontsmet-
tingen kunnen worden gecontroleerd. Het ongedierte
'oopt naar de buren en daarom moet deze zaak goed
bekeken worden. Huiseigenaren, die niet betalen kunnen,
moeten dan ook kunnen worden tegemoet gekomen in
de kosten, wegens het groote gevaar van besmetting.
De heer Van der Erf kan zich na de toelichting er wel
mede vereenigen dat het geraamde bedrag gehandhaafd
blijft. Spr. vraagt of in de toekomst een woningbouw-
vereeniging bij den opgeleiden man om advies kan
komen.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De heer Van Unen merkt op, dat wanneer 2000 wordt
toegestaan, de raming nog /760 hooger is dan in 1934.
Aan den heer Audretsch is een geval bekend dat een