30 Januari 1936.
10
Rondvraag.
Ordening winkelbedrijf.
,1 Dr!j<feï VUa Erf zegt' dat biî de begrooting
reeds ter sprake îs gebracht de kwestie van het
beperken of het verbieden van vestiging van winkels.
u/rL /°U gra?g wi,Ien weten, wat Burgemeester en
Wethouders te dien aanzien denken te doen. Volcrens
zijn meening is het thans tijd om deze zaak zoo
spoedig mogelijk onder het oog te zien. Het belany
van den middenstand eischt dit. Spreker zou willen
vragen of Burgemeester en Wethouders van plan ziin
te^komen" k0rtSt moge!i^ken tiîd tot een onderzoek
Üe heer Dr. Droog, Wethouder, antwoordt hierop,
dat het onderzoek naar het aantal winkels ongeveer
klaar is. Spreker heeft îndertijd al reeds een verzoek in
d'?, ncht,ng gehad. Bij de begrooting heeft spreker
echter al reeds gezegd, dat men met deze materie de
uiterste voorzichtigheld moet betrachten. Deze aange-
egenheid heeft echter de volle aandacht van Burge-
meester en Wethouders.
Sneeuwruimen.
?e heer Meeuwenoord zegt, dat het zijn aandacht
getrokken, dat bij den laatsten sneeuwval de
vaste werkheden aan het sneeuwruimen waren en de
losse aan den kant stonden.
De heer Dr Droog, Wethouder, zegt, dat hij het
met den heer Meeuwenoord eens is, dat dit werk beter
door de losse werklieden kan geschieden. Er was
echter een bijzondere aanleiding aanwezig, om dit door
de vaste arbeIdcrs te laten doen. Het sneeuwruimen
moest n I op Zaterdagmiddag beginnen en juist op
^en, im'ddaë had een huldiging plaats van een der
werklieden, tengevolge waarvan alle vaste werklieden
aanwezig waren. Aan hen is toen opdracht verstrekt
de sneeuw te ruimen,
De heer Rijkes kan de opmerking van den heer
Meeuwenoord volkomen onderschrijven. Deze zaak is
00 te/ sPrahe gebracht in de Commissie van Toezicht
op het Agentschap der Arbeidsbemiddeling. Als men
op dien middag de Dreef had afgewandeld. dan had
men kunnen zien dat er nog gemakkelijk wat aan dat
sneeuwruimen had kunnen gebeuren.