11
27 Februari 1936
het zelfstandig regelen van deze materie door Uw Col-
lege en hebben wij uitvoerig betoogd, dat de door den
Minister aangegeven salarissen voor onze gemeente met
het oog op haar karakter en den hoogen levensstandaard,
te laag worden geoordeeld. Uit het feit, dat meerdere
gemeenten hun salarisregeling zullen hebben te wijzigen
in den zin als voor onze gemeente wordt voorgeschreven,
blijkt wel de bedoeling der Regeering, n.l. dat voor over-
eenkomstige gemeenten ongeveer gelijke regelingen tot
stand kornen, waarin dus een zekere uniformiteit valt
waar te nemen. Ook valt te constateeren dat met de
financieele zelfstandigheid der gemeente geen voldoende
rekening wordt gehouden.
Door ons is nader overwogen wat ons standpunt in
dit opzicht behoort te zijn in het stadium waarin deze
aangelegenheid thans verkeert. Het ontvangen K.B. is
tot stand gekomen krachtens art. 126 der Ambtenaren-
wet. Weigert Uw College aan de aanmaning gevolg te
geven, dan is te verwachten dat wij op korten termijn
een uitnoodiging zullen ontvangen, het noodzakelijke
besluit vast te stellen, terwijl, indien ook wij deze zouden
afwijzen, te voorzien is dat de door den Minister aan-
gegeven salarissen door hooger gezag zullen worden
vastgesteld. Uit de wettelijk voorgeschreven procedure
valt dus op te maken dat invoering van de door den
Minister genoemde salarissen niet te vermijden is. Na de
herhaalde pogingen, welke wij in het werk hebben ge-
steld om dit te voorkomen, zal het U duidelijk zijn, dat
wij dit resultaat ten zeerste betreuren. Wij zien echter in
het verloop van de behandeling dezer materie geen vol-
doende lichtpunten om langer een afwijzende houdino'
aan te nemen.
Nu de verordening ten opzichte van de in het K.B.
genoemde salarissen moet worden gewijzigd, kunnen
zonder bezwaar ook andere door den "Minister te kennen
gegeven bezwaren nader worden overwogen, terwijl er
o.i verder aanleiding aanwezig is de verordening op
enkele andere punten van ondergeschikten aard te her-
zien.
De Minister heeft medegedeeld, dat de redactie van
artikel 1, le lid sub b niet kan worden aanvaard. De
Mmister meent dat het vaststellen van het aantal ambte-
naren van politie, dat in elken rang werkzaam zal zijn.
voor een gemeente als Heemstede geen moeilijkheden
zal opleveren. Althans omtrent den rang van hoofdagent
meent de Minister, dat een definitief getal in de ver-
ordenmg kan worden vermeld, terwijl, indien het noemen