31
14 Mei 1936
en ten laste van het Duinwaterbedrijf
in elk der jaren:
1937 tot en met 1951 f2000.f 30.000.
1952 1961 „1000,- „10.000.-
Totaal f 40.000.—
IV. De gemeente is te allen tijde, na ten minste
drie maanden te voren waarschuwing, bevoegd de
gelieele leening of een deel daarvan af te lossen tot
den koers van 100 pCt.
De sommen welke boven de sub 111 bedoelde aflos-
singsbedragen worden terugbetaald, worden afgeschre-
ven van de laatste termijnen der periodieke aflossing.
V. Indien de gemeente van haar bevoegdheid sub
IV gebruik maakt vöôr 1 Juni 1941. zal zij aan de
Maatschappij eene boete verschuldigd zijn van 1 pCt.
over het bedrag, dat zij aflost boven het sub II! be-
paalde.
VI. De gemeente vcrbindt zich van de gemelde
hoofdsom, o'f het niet afgelocte gedeelte daarvan, eene
rente te zullen betalen, berekend naar vier en een
achtste ten honderd (4 1/8 pCt.) 's-jaars, verschijnende
telkens op 1 Juni en 1 December van elk jaar, voor
het eerst op 1 December 1936 over het alsdan ver-
schenen tijdvak, te rekenen van de data van de opne-
ming der gelden.
VII. Op verzoek van de Maatschappij zal de ge-
meente jaarlijks vöôr of op 15 Januari een door eerst-,
genoemde te verschaffen saldobiljet, vermeldende het
op ultimo December daaraanvoorafgaande aan haar nog
verschuldigde kapitaal, teekenen en aan de Maatschappij
afgeven.
VII!. Indien de gemeente nalatig is in de tijdige
betaling van rente en afiossing of in de nakoming van
eenige krachtens dit besluit aangegane verplichting, zal
door haar over het bedrag der niet tijdig betaalde
rente en aflossing en over den tijd der na'atigheid aan
de Maatschappij eene vergoeding verschuldigd zijn.
berekend tegen vijf ten honderd 's-jaars en zal alsdan
de leening, voor zoover het niet afgeloste gedeelte
betreft, verhoogd met de rente ad vier en een achtste