30 Juni 1936.
149
van het College Voorzitter weet ook beter, wan-
neer hij de Commissie bij elkaar kan roepen, omdat
hij weet wat er aan de orde is.
De heer Van der Linden kan ook meer voor een
Commissie van Advies voelen, waarin de vertegen-
woordigers van de vakvereenigingen zitting kunnen
hebben, teneinde via hen hun bezwaren naar voren
te kunnen brengen. Die vertegenwoordigers zijn bo-
vendien ook terzake kundig. De Minister opent boven-
dien zelf de mogelijkheid om de vakbeweging in te
schakelen. Vervolgens zou spreker willen voorstellen,
om deze Commissie uit 7 leden te laten bestaan,
onder wie 3 raadsleden, 3 vertegenwoordigers van de
vakcentrales, alsmede een Voorzitter.
De heer Dr. Droog, Wethouder, heeft er niets op
tegen, dat de vakbeweging een behoorlijken invloed
krijgt in deze Commissie. Hij zou echter wilien ont-
raden orn deze Commissie uit 7 leden te laten bestaan,
want met zulk een groot getal leden is niet op te
schieten. Het lijkt spreker verder practisch, orn buiten
de raadsleden iemand in deze Commissie te benoemen,
die de zaken een beetje neutraal kan bekijken. Om
die reden stelden Burgemeester en Wethouders dan
ook voor, orn den Voorzitter van Maatschappelijk
Hulpbetoon in deze Commissie te benoemen. Spreker
zal dan ook graag het voorstel van Burgemeester en
Wethouders steunen.
De heer De Tello kan er toch rneer voor gevoelen
om een Commissie van Bijstand in te stellen. Het
gaat hier toch om een beheer van f 170.000.en
dat kan men beter opdragen aan een 4-tal raadsleden.
Het komt spreker dan ook het beste voor, om de
verordening van 6 October 1932 aan te vullen met
„h. voor de steunregeling der werkloozen".
De heer Dr. Droog, Wethouder, zou toch ook wel
eens andere menschen in zoo'n Commissie willen
hebben. De leden van den Raad staan toch altijd min
of meer onder politieken invloed.
De heer Van Unen kan veel voelen voor het stand-
punt van den heer De Tello. Spreker is van meening,
dat een vakvereenigingsinan toch ook onder politieken
invloed staat.