55
30 Juli 1936.
STEUNREGELING VOOR WERKLOOZEN.
AAN DEN RAAD.
Ons voorstel, dd. 10 Juni 1936, n°. 46, oin over te
gaan tot het vaststellen van de rijkssteunregeling naar
het le tarief als „eigen regeling" voor het verleenen
van steun aan werkloozen, kon in Uwe vergadering
van 30 Juni j.l. niet de instemming verkrijgen van de
meerderheid van Uw leden.
Uit de besprekingen, welke over dat voorstel wer-
den gevoerd, is ons gebleken dat de meerderheid in
Uw College vooralsnog geen vermindering wenscht
van de uitgaven, welke ten behoeve van de werkloo-
zen worden gedaan.
Bij het ontwerpen van eene nieuwe regeling voor
het verleenen van steun dienden wij dus uit te gaan
van het standpunt dat het totaal bedrag der uitkee-
ringen zooveel mogelijk gelijk moet blijven aan dat
hetwelk tegenwoordig wordt uitbetaald.
Het zonder meer in artikelen vastleggen van den
regel, waarnaar thans de uit te keeren steun aan
werkloozen wordt berekend, achten wij evenwel niet
juist, omdat wij meenen, dat de onjuistheden, welke
aan dien regel kleven, toch in geen geval behouden
dienen te blijven.
Zoo werd reeds in ons voorstel van 10 Juni j.L,
vermeld dat de tegenwoordige steunregeling zoo gun-
stig is dat velen een uitkeering ontvangen, welke na-
genoeg gelijk, of gelijk is aan het loon dat zij in hun
vak kunnen verdienen. Wij voegden daaraan toe „Dat
een dergelijke toestand niet juist is, zal toch door
ieder worden erkend; wijziging zal derhalve niet ach-
terwege kunnen blijven".
Omtrent deze zinsnede van het prae-advies hoorden
wij geen bemerkingen, zoodat wij daaruit opmaken
dat ook U dezen toestand niet wenscht.
Voorts achten wij het niet juist, dat volgens de
bestaande regeling slechts een kindertoeslag wordt