70
24 September 1936.
Art. 3.
De bij de gebouwen behoorende zij- en achtererven
moeten na de ingebruikneming der gebouwen als tuin
worden gebezigd en als zoodanig in ordelijken staat
worden onderhouden.
Op de in deze herziening begrepen terreinen mogen
geen winkels, noch bedrijven van welken aard ook
worden gesticht, noch mogen opgerichte gebouwen
als zoodanig geheel of gedeeltelijk worden ingericht.
1. Het is verboden, voor zoover zulk een verbod
niet reeds begrepen is in artikel 6, eerste lid a, der
Woningwet, op de in dit plan begrepen gronden te
bouwen, anders dan met inachtneming van de bepa-
lingen dezer verordening. Onder bouwen wordt ten
deze verstaan hetgeen daaronder blijkens de Bouw-
en Woningverordening voor deze gemeente is begrepen.
2. Het is den eigenaar, mede den beheerder en
voorts ieder, die krachtens eenig zakelijk recht, bezit
daaronder begrepen, beschikking heeft over de na te
noemen onroerende goederen, verboden, de in het
plan van uitbreiding begrepen gronden, zoomede de
daarop opgerichte gebouwen en erfafscheidingen te
doen verkeeren in een toestand, die in strijd is met
een of meer bepalingen dezer verordening.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den
24 September 1936.
Art. 4.
Art. 5.
De Voorzitter,