190 24 September 1936.
Artikel 2.
De heer Kromhout zegt, zijn voorstel om in dit
artikel de woorden„Niemand kan aan deze regeling
eenig recht op ondersteuning ontleenen", te doen
vervallen, door de leden der Commissie wordt bestre-
den met het argument, dat ook na schrapping van
deze alinea de werklooze nog geen recht op steun
zou kunnen doen gelden.
Inderdaad, indien men deze zinsnede laat vervallen,
staat er nog geenszins in de regeling, dat een werk-
looze recht heeft op steun. Maar wel staat er in art. 1
het volgende„De onvrijwillig geheel of gedeeltelijk
werklooze valide arbeiders, die in loondienst werk-
zaam zijn geweest, ontvangen eene wekeiijksche uit-
keering in geld". Slechts geldt de beperking, dat zij
tenminste twee achtereenvolgende jaren in deze ge-
meente woonachtig moeten zijn, en in de tweede
Plaats, dat zij naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders daarvoor in aanmerking moeten komen.
Voldoen zij aan deze beide voorwaarden, dan ont-
vangen zij steuu. Dat staat in de regeling. Dan heb-
ben zij dus recht op steun. Dat recht zou slechts
kunnen worden betwist op grond van de tweede
voorwaarde, wanneer n.l. in een bepaald gevai Bur-
gemeester en Wethouders van oordeel zouden zijn,
dat iemand niet voor steun in aanmerking komt. Nu
kan spreker zich inderdaad zoo'n zeer bijzonder ge-
val indenken. Maar hij kan zich nog niet indenken,
dat Burgemeester en Wethouders het zullen aandur-
ven, indien er geen zeer bijzondere omstandigheden
zijn, aan den werklooze zijn recht op steun te ont-
zeggen. Onze werkloozen zijn de slachtoffers van de
kapitalistische maatschappij. Onthoudt die maatschappij
aan een deel van haar leden den arbeid, dan is die
maatschappij, dan is de samenleving verplicht die
leden te steunen. Dan hebben m.a.w. de werkloozen
recht op den steun der samenleving. Spreker zou het
College van Burgemeester en Wethouders wel eens
willen ontmoeten dat den moed zou bezitten dat recht
te ontkennen
Dit alles doet hier echter verder weinig terzake.
De leden der Commissie meenen, dat ook schrapping
van de bewuste zinsnede geen recht op steun doet
ontstaan. Maar, wat is dan het nut van deze bepaling?
Dient deze zinsnede alleen daartoe, om den werklooze