192 24 September 1936. is toch een bepaling, zegt spreker, die onmogelijk zoo gehandhaafd kan blijven. Dit zou leiden tot de on- mogelijkste toestanden. Krijgt een werklooze werk aangeboden tegen een abnormaal laag loon, dan zou hij verplicht zijn dit te aanvaarden. Aan de hand van deze bepaling zou een of andere werkgever een groot gedeelte van de werkloozen kunnen doen uitsluiten van den steun. Hij behoefde niet anders te doen dan werk aan te bieden tegen b.v. f 5.per week. De werkloozen zouden dit niet aanvaarden, en op grond van deze bepaling zouden zij moeten worden uitge- sloten. Natuurlijk is dat de bedoeling niet. Maar het staat er dan toch niaar. En de leden van de Commissie wülen deze bepaling ongewijzigd handhaven, „gezien de wijze waarop de werklieden alhier in het werk worden opgenomen". Qedoeld wordt hier blijkbaar op het secretariaat voor de arbeidsbemiddeling. Na- tuuriijk loopt alles dan op de normale wijze. Maar daarvan staat niets in de voorgestelde steunregeling. Daar staat uitsiuitend, dat de ondersteunden verplicht zijn, aangeboden werk te aanvaarden. Sprekerherhaalt niet te begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders en de leden der Commissie het zeer gebrekkige, maar o°k zeer gevaarlijke van deze zinsnede niet inzien. Daar komt nog bij, dat ook de toevoeging: „werk, waarvoor hij lichamelijk geschikt kan worden geacht", hem geenszins overbodig voorkomt. Natuurlijk neemt spreker aan, dat het nooit de bedoeling van Burge- meester en Wethouders kan zijn, iemand van den steun uit te sluiten, omdat hij geweigerd heeft werk te aanvaarden, waartoe hij lichamelijk niet in staat was. In dat opzicht heeft spreker zeker voldoende vertrouwen in het College. Maar dan vraagt hij zich t°ch af, welk bezwaar er kan bestaan van dat goede voornemen ook in de steunregeling zelf te doen blij- ken. Het moet voor het College toch ook veel aange- namer zijn een regeling uit te voeren, waarin zoo weinig mogelijk vaagheden en twijfelgevallen voorkomen, dan te zitten opgescheept met een onmogelijke bepaling als deze, waaraan men in geen enkel geval eenig houvast heeft. De heer De Tello verwijst, in verband met de door den heer Kromhout gemaakte opmerkingen naar het-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1936 | | pagina 16