24 September 1936.
201
Dit groote en helaas steeds grooter wordende be-
drag is belastinggeld, waarvoor het Gemeentebestuur
verantwoording draagt, en de wensch, dat dit geld
zal worden aangewend in overeenstemming met de
opvattingen van het Gemeentebestuur, is dan ook al-
leszins gerechtvaardigd.
De vraag is dus, of dit doel met de thans voorge-
stelde wijzigingen wordt bereikt. Om dit te beoordeelen
is het noodig, even terug te grijpen in de voorge-
schiedenis van deze wijziging.
In het voorjaar van 1935 ontstond tusschen Burge-
meester en Wethouders en Maatschappelijk Hulpbetoon
een verschil van meening over de steunverleening, van
bepaalde werknetners in een bepaald bedrijf.
Op 16 Mei 1935, d.i. zestien maanden geleden, ga-
ven Burgemeester en Wethouders van hun meening
aan Maatschappelijk Hulpbetoon kennis en verzochten
met hun meening rekening te wiilen houden.
Maatschappelijk Hulpbetoon heeft dat niet vvillen
doen. Op 17 Juîi 1935 deelden Burgemeester en Wet-
houders dit aan den Raad mee en op 25 Juli 1935
besloot de Raad aan Maatschappelijk Huipbetoon mede
te deelen, dat hij de opvatting van Burgemeester en
Wethouders deelde.
Burgemeester en Wethouders hebben dit aan Maat-
schappelijk Hulpbetoon bericht en daaraan toegevoegd,
dat het College vertrouwde, dat met deze uitspraak
van den Raad door Maatschappelijk Huipbetoon reke-
ning zou worden gehouden.
Op 19 October 1935 bleek dat Maatschappelijk
Hulpbetoon zijn eigen gedragslijn toch was blijven
volgen.
Opnieuw drong het College aan op het volgen van
de wenschen van den Raad, maar opnieuw werd dit
door Maatschappelijk Hulpbeioon geweigerd.
De Raad heeft daarop op 31 October 1935 een com-
missie ad hoc benoemd om de heele kwestie te on-
derzoeken. De conclusies van deze commissie, die door
den Raad eenstemmig zijn aanvaard, spraken afkeuring
uit over de gedragsiijn van Maatschappelijk Hulpbetoon.
De commissie zou, blijkens haar rapport, hebben
voorgesteld, Maatschappelijk Hulpbetoon onder recht-
streekschen invloed van het Gemeentetestuur te bren-
gen, indien zij niet de overtuiging had gehad, dat het
bestuur van Maatschappelijk Hulpbetoon in het vervolg