100
3 December 1936.
meening, dat wat meer soepelheid en geneigdheid tot
overleg van de andere partij veel, zoo niet alle wrij-
ving zou hebben voorkomen. Het contact dat nu kan
worden verkregen door middel van den gedelegeerde
in het Bestuur van Maatschappelijk Hulpbetoon, tus-
schen dat Bestuur en het gemeentebestuur zal zonder
twijfel daaraan medewerken en het toezicht van Bur-
gemeester en Wethouders op het Armbestuur, dat de
wet als beperking der autonomie naast goedkeuring van
begrooting en rekening eischt, tot zijn recht doen komen.
Wat het voorstel van den heer Disselkoen betreft,
acht de minderheid den tijd niet gekomen, onr daaraan
gevolg te geven. Zij is overtuigd dat het bestaande
College van Maatschappelijk Hulpbetoon met zuinigheid,
onpartijdigheid en grooten ijver zijn taak vervult; di-
recte verantwoordelijkheid van Raad en Gemeentebe-
stuur voor armenverzorging heeft in onzen democra-
tischen tijd haar groote bezwaren, juist ten opzichte
van bot'engenoemde eigenschappen.
De bedoeling van de Armenwet Heemskerk 1912
is immers ook nog de particuliere armenzorg hoofd-
zaak, de openbare aanvulling. A1 hebben de omstan-
digheden er toe geleid dat het beginsel wijziging heeft
ondergaan, te verwaarloozen is het niet. Wat de zui-
nigheid betreft, een ambtenarenbureau groeit gemak-
kelijk „in tal en last"; men sla zijn blik maar eens
op naburige gemeenten en het is zeer de vraag of,
als de overheid daarmede content is (dat zal ze zelden
ontkennen), ook de burgerij steeds die meening deelt.
De voor- en nadeelen overwegende is de minderheid
van ons College van meening, dat de tijd tot het in-
voeren van het door de sociaal-democratische fractie
voorgestelde directe verantwoordelijkheidssysteem niet
is aangebroken. Het werk wordt goed verricht; mis-
verstanden behoeven niet meer gevreesd te worden;
waarom zich dan op het gladde ijs der bureaucratie
gewaagd? In elk geval kan men toch de ervaring af-
wachten die met de nieuwe wijze van steunregeling
zal worden opgedaan en Maatschappelijk Hulpbetoon
van een groot deel der financieele verantwoordelijkheid
heeft ontheven. Een zoo verdienstelijk en belangeloos
werkend College, als het tegenwoordige Armbestuur,
dat de menschen kent en in zijn taak is ingewerkt, nu
de woestijn in te sturen, lijkt de minderheid van het
College ongewenscht en ontoelaatbaar.