254 3 December 1936.
schonken aan het conflict, dat met het bestuur van
Maatschappelijk Hulpbetoon is gegroeid, al had dit
z.i. minder op den voorgrond behoeven geschoven te
worden als in de minderheidsopmerkingen geschiedt.
Hierdoor toch schept men het gevaar! dat de kern,
de principieele hoofdzaak uit het oog wordt verloren,
dat men zichzelf en ook elkaar gaat verdrinken in een
zee van bijkomstigheden, een gevaar, waarvoor spre-
ker althans zichzelf hoopt te vrijwaren.
Nu dit conflict intusschen in het midden der be-
langstellmg is geplaatst, wil spreker er toch een paar
opmerkingen over maken. Allereerst deze, dat de Raad
zich klaar en duidelijk voor oogen zal hebben te stel-
len, dat de discussies van hedenavond en het pra-
advies van Burgemeester en Wethouders wel tot basis,
tot uitgangspunt hebben een voorstel-Disselkoen, maar
dat er geen sprake is van een conflict tusschen Maat-
schappelijk Hulpbetoon en het raadslid Disselkoen.
Zulk een conflict was er niet, is er niet en zal er
ook nooit komen, omdat het bestuur van Maatschap-
pelijk Hulpbetoon en het raadslid Disselkoen twee
eenheden zijn die niets, maar dan ook niets met el-
kaar hebben uit te staan en dus noch bij goeden wil,
noch zelfs bij kwaden wil, van welken kant dan ook,
zelfs maar met elkaar in conflict zouden kunnen komen.
Zoo zijn ook het bestuur van Maatschappelijk Hulp-
betoon en de Sociaal Democratische raadsfractie twee
eenheden die niets met elkaar te maken hebben, die
elkaar nimmer ontmoeten, waartusschen dus ook geen
wrijving kan ontstaan en tusschen wie dus in verleden,
heden en toekomst, conflicten eenvoudig onmogelijk
zijn.
Neen, het conflict dat er is, is er een tusschen het
bestuur van Maatschappelijk Hulpbetoon en het ge-
meentebestuur, tusschen Maatschappelijk Hulpbe-
toon en Burgemeester en Wethouders, dus meer in
het bijzonder tusschen Maatschappelijk Hulpbetoon en
den Burgemeester als hoofd voor de armenzorg.
Dit conflict is niet meer te ontloopen en men zal
zich hebben te realiseeren, dat wanneer de Raad zich
iu deze scharen zou aan de zijde van het bestuur van
Maatschappelijk Hulpbetoon, dat dit gelijk zou staan
met een motie van afkeuring jegens den Burgemeester
als hoofd van de armenzorg.
Dit hoofd van de armenzorg, gedragen door de op-