3 December 1936. 263 is het eigenlijk onnoodig nog te zeggen, dat hij tegen dit voorstel zal stemmen. Tenslotte wil spreker nog aan het adres van den heer Disselkoen zeggen, dat, als de Raad het niet met Burgemeester en Wethouders eens is, dat niet beteekent, dat de Raad zich keert tegen den Burgenreesterook in dit geval niet. Dit is onjuist en die opvatting kan spreker dan ook aller- minst deelen. Men zou anders maar steeds hebben te slikken, wat door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld. De heer Mr. von Meyenfeldt kan zich op drie gronden, die hij in het kort zal mededeelen, met het voorstel van de Sociaal Dcmocratische fractie niet vereenigen. Spreker meent diezelfde gronden uiteen- gezet te vinden in het gevoelen van de minderheid van het College van Burgemeester en Wethouders en derhalve kan hij met dat gevoelen over het algemeen volkomen instemmen. In de eerste plaats is de onjuistheid gebleken van de beschuldiging, die aan het voorstel ten grondslag lag, althans is er geen voldoende bewijs geleverd tot staving van de beschuldiging, dat Maatschappelijk Hulpbetoon het standpunt van den Raad opzettelijk zou hebben genegeerd. In het prae-advies worden als argunrenten tot steun van de bewering, dat Maatschap- pelijk Hulpbetoon van het standpunt van den Raad wel op de hoogte was, aangevoerd: le. de brief van Burgemeester en Wethouders van 29 Februari, 2e. al hetgeen in den Raad is gezegd en 3e. al hetgeen daaraan is voorafgegaan. Spreker vraagt zich af, hoe de Raad kan eischen, dat Maatschappelijk Hulpbetoon van het standpunt van den Raad volkomen op de hoogte is, als de raadsleden zelf, die het rapport ge- lezen hadden, het in de vergadering van 27 Februari nog noodig vonden, omtrent den inhoud van de voor- naamste onderdeelen van dat rapport inlichtingen te vragen. Maatschappelijk Hulpbetoon heeft van dat rapport geen inzage gekregen. Het heeft enkel den korten brief ontvangen van 29 Februari, waarover spreker ter vorige vergadering reeds voldoende ge- sproken heeft. En wie de discussies in den Raad nog eens naleest, wordt, als hij het rapport niet kent, niet zooveel wijzer. Dat geldt ook van wat daaraan is voor- afgegaan. Om één ding te noemen. In die vergadering

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1936 | | pagina 19