268 3 December 1936. „toevallige" omstandigheid toch niet mogen zijn. Spreker althans zal, hoewel ook hij meent, dat de handelwijze van Maatschappelijk Hulpbetoon niet valt goed te keuren, zijn keus tusschen de vier vormen van armenzorg niet doen bepalen door de werkwijze van dit bestuur van Maatschappelijk Hulpbetoon. Spreker wil trachten zoo objectief mogelijk een eer- lijke keus te doen uit de vier verschillende stelsels. Hij wil we! zeggen, dat, indien de keus daarbij zou vallen op het thans gevolgde systeem, naar zijn mee- ning het zitting hebbende bestuur in zijn geheel zou moeten aftreden. Alleen zoo toch blijft de mogelijkheid open een zuivere keuze te doen tusschen de vier stelsels. Gebeurt dit niet, dan doet men een keuze tusschen vier stelsels, waarvan één zoo nauw is ver- bonden met een bepaalde wijze van uitvoering van dat stelsel, dat van een zuivere keuze geen sprake meer is. Wanneer men dan de vier verschillende systemen thans even nader bekijkt, dan ziet men, dat tegen het eerstgenoemde systeem, zooals dat in Heemstede be- kend is, dus het toevertrouwen van de armenzorg aan een volkomen van het Gemeentebestuur onafhankelijke burgerlijke instelling van weldadigheid, dat tegen dat systeem, als voornaamste bezwaar wordt aangevoerd, dat de invloed, welke het Gemeentebestuur op den gang van zaken kan uitoefenen, te gering is. Juist in een tijd als deze lijkt dit bezwaar hem zeer belangrijk. In dezeu tijd toch, waarin de bemoeienis van Maatschappelijk Hulpbetoon zich tot steeds meer- dere ingezetenen uitstrekt, lijkt het hem een eerste vereischte, dat degenen, waarin deze ingezetenen hun vertrouwen hebben uitgesproken, in dit geval dus de Raad en het College van Burgemeester en Wethouders, ook een behoorlijken invloed hebben in een voor die ingezetenen zoo beiangrijke zaak als de armenzorg. Indien men deze noodzakelijkheid erkent, en dus het bezwaar voelt, dat bestaat tegen de eerstgenoemde wijze van armenzorg, zal men zien, dat, zooals ook reeds door Burgemeester en Wethouders is opgemerkt, gelijk bezwaar bestaat tegen de tweede en derde mo- gelijkheid, n.l. het hebben van een burgerlijke instelling van weldadigheid met een bestuur, mede bestaande uit leden van den Raad en het College van Burge- meester en Wethouders, of een bestuur, identiek aan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1936 | | pagina 24